Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Er is nog tijd. ‘In mijn mand’ van Lieke Marsman
0 Reacties
recensie Opnieuw actueel
literatuur

Er is nog tijd. ‘In mijn mand’ van Lieke Marsman

In haar vierde bundel biedt Lieke Marsman niet alleen persoonlijke troost in moeilijke tijden, maar levert ze ook stevige maatschappijkritiek. Haar gedichten krijgen licht en lucht dankzij de humor waarmee ze ook zichzelf niet spaart.

In januari 2021 verscheen de vierde dichtbundel van Lieke Marsman, In mijn mand, kort na de aankondiging dat zij de komende twee jaar de titel van Nederlandse Dichter des Vaderlands mag dragen. Aan NRC Handelsblad vertelde ze dat ze bij voorbaat aan “de kant van het volk” staat. Marsman, die sinds 2017 met kraakbeenkanker vecht, hoopt een positieve rol te spelen in deze vreemde tijd, een “tijd van ziekte”. In het maatschappelijke debat wil ze spreken met de stem van alle mensen die zijn afgeschreven als “dor hout”. Ze wil poëzie schrijven die niet alleen troost, maar ook prikkelt, aanwakkert, onrecht aankaart.

Hoewel In mijn mand barst van het persoonlijke, het kleine en het intieme, zie je die maatschappelijke strijdvaardigheid zeker terug in de bundel, voornamelijk in de tweede afdeling, ‘Lichamen / kadavers’, die gaat over de waarde van een lichaam, het lijden van een lichaam. Over krom vluchtelingenbeleid, over gecamoufleerde homohaat. Over moraliteit, het plaatsen van de schatkist boven het welzijn van mensen, het bedrijfsleven boven cultuur, ook (of juist) in tijden van corona. In ‘Verlate kamervragen’ (geschreven in opdracht van deBuren voor het project Besmette stad) beschrijft Marsman hoe fortuinlijk KLM er nog vanaf komt, terwijl “het ene / na het andere theater / omvalt”.

Het is knap hoe krachtig Marsman kritiek levert, zonder een moment narrig of zuur te worden. Haar nonchalante humor, vaak aan de droge kant, is een van de oorzaken daarvan:

dat we hier later
een serie
van gaan bingen
maar geen toneelstuk
over zullen zien
is inmiddels wel duidelijk

Marsmans humor maakt haar kritiek lichter om te lezen, maar tegelijkertijd ook sterker in overtuigingskracht. Ze toont op nuchtere wijze het absurde van de realiteit, zodat je er niet meer omheen kunt. Zoals in het gedicht ‘Spelen’, dat ze in opdracht van de gemeente Amsterdam ter ere van de Gay Pride 2020 schreef. Over transgender vrouwen merkt ze op: “Net als andere vrouwen / van vijftig moet je soms naar de wc. / Mag dat? Laten we erover discussiëren / in de krant.”

Wat deze bundel zo integer maakt, is dat Marsman ook zichzelf niet spaart

Wat de bundel zo integer maakt, is dat Marsman ook zichzelf niet spaart. De zelfspot spat soms van de pagina. Zoals in ‘Het gekrijs van meeuwen’, waarin een vrouw, bang om te sterven, beschreven (of eigenlijk bezongen) wordt door voorbijvliegende meeuwen. Het gedicht laat voelen hoe klein en onbeduidend het lijden van een mens kan zijn. De vogels zingen “in het derde huisje van links / heeft een vrouw al dagen doodsangstdiarree” en “Zit dat wijf nou te bidden?”, om te eindigen met: “Laat die patatjes maar komen!”

Soortgelijke humor is te vinden in het lange, vierdelige gedicht ‘Universele esthetiek’, waarin een zenuwslopende dag – de ik barst van de angst dat het leven elk moment afgelopen kan zijn – na een geruststellend telefoontje van de dokter omslaat in “het gewone onrustige klik-klak / van een middag zonder doelen”. Marsman sluit dit deel van het gedicht af met het vers: “Het is ook nooit goed met die pathetische dichters.”

Zelfspot of niet, dat dichters van belang zijn, is duidelijk voor Marsman. In hetzelfde gedicht, waarin ze overanalyserende critici, geesteswetenschappers en journalisten op hun plek zet, benadrukt Marsman de puurheid van kunst. Het draait niet om “quasifilosofische opinies”, schrijft ze. Kunst is meer dan dat:

Kunst is méér omdat er minder op het spel staat,
de enige plek waar falen een optie is.
De enige plek waar de doden niet vallen,
maar herinnerd worden.

Deze liefde voor de (dicht)kunst komt extra duidelijk naar voren in ‘Tijd en expertise’. De twee slotregels van dat gedicht vormen een vrolijk advies en zijn een prettig tegenwicht voor de eerdere maatschappijkritiek: “Protestkunst op de pleinen van Europa / Een glaasje gin voor wie het kan gebruiken”. Dat is niet alleen een opgewekt, maar ook een belangrijk advies, want zolang er dichters zijn die drinken, dansen, of zich terugtrekken, “is het de moeite waard om oud te worden”.

Deze gedichten zijn verre van cryptisch, leesbaar, maar daarom niet minder beladen

In welke vorm die noodzakelijke dichters hun werk moeten gieten, blijft buiten beschouwing. In deze bundel is er dan ook geen typische vormvastheid of opmerkelijk experiment te vinden. In mijn mand bevat intelligente gedichten die verre van cryptisch zijn. Leesbaar dus, maar daarom niet minder beladen, en al helemaal niet minder poëtisch. Marsman wisselt soepele regels die je over je heen kunt laten stromen af met woorden die om een korte adempauze vragen, om een ander ritme. Dat houdt het spannend. Het verrast de lezer, zet aan tot verpozing en reflectie. Zoals de drieslag in de laatste regel van ‘De kern’:

Elders is er alweer ander nieuws, andere
voldongen feiten van alledag. Elders
een feestmaal wegens ongerelateerde
redenen. Gelukkig. Geboorte. Gelach.

Marsman raakt in haar bundel de ene na de andere gevoelige snaar. Een van die breekbare onderwerpen is de toekomst. Leven met de dag is lastig “voor iemand die een groot deel van haar zielenrust / doorgaans haalde uit de gedachte / dat in de toekomst alles beter wordt”. In plaats daarvan hoopt de dichter op überhaupt een toekomst. Dit is prachtig voelbaar als Marsman er in ‘Tijd en expertise’ over fantaseert om later ook aan de tafel van de “oudere dichters” te mogen zitten, zoals Judith Herzberg en Antjie Krog nu doen met hun glaasje jenever. Ook in het daaropvolgende gedicht, ‘Meditatie’, is de wens om oud te worden te proeven. Om vijfenzestig te zijn, een “ongeëngageerde” dichter die de maatschappijkritiek achter zich heeft gelaten en natuurpoëzie schrijft. Of zoals Marsman het gedicht stijlvol en teer eindigt: “eindelijk in de voortuin met een libelle / eindelijk met een libelle in een gedicht”.

Marsman raakt de ene na de andere gevoelige snaar

Een minstens zo kwetsbaar concept als ouderdom, is herinneren. In de derde en laatste afdeling, ‘Barmhartig vennetje’, speelt Marsman met dat onderwerp. Hoe herinneren werkt, en hoe iemand herinnert met het oog op diens sterfdag. Ze maakt daarbij veelvuldig gebruik van de natuur, en van lieve, ogenschijnlijk willekeurige details. Dat levert mooie, fijngevoelige beelden op, zoals in ‘Stof en schillen’:

Ieder lied vandaag
drukt mijn neus terug
in de appelspiralen,
de mandarijnenvelletjes
van een kersttoetje in ’96.
Na het eten met z’n allen
het bevroren bos in
met de honden, ondervond ik
voor het eerst hoe stil de kou,
hoe warm deze stilte is.

Deze manier van herinneren past in de traditie van Marcel Proust (en zijn beroemde madeleine) in À la recherche du temps perdu. Hoe proeven, luisteren, zien, ruiken en voelen je gewild en ongewild terugbrengen naar het verleden. “Dit zijn geen jeugdherinneringen / maar geuren”, schrijft Marsman een gedicht later. In dit sterke titelgedicht, het laatste in de bundel, haalt ze Proust ook aan als “expert / in deze vorm van melancholie”, maar corrigeert hem tegelijkertijd. Het is niet pijn, zoals hij ooit schreef, die “de meeste keren om de aarde gaat in één seconde”, maar licht. Licht, “dat pijn kan doen verbleken.”

Tussen al het verdriet en alle angst zijn er regels te vinden die zacht en warm zijn als een hond in zijn mand

Dit vertrouwen in het licht maakt de bundel zo troostend. Tussen al het verdriet en alle angst, tussen al het maatschappelijke en persoonlijke realisme, zijn er regels te vinden die zacht en warm zijn als een hond in zijn mand: “Hoe lang de dag ook leek, het was een snipper. / Hoe kort de dag ook lijkt, er is nog tijd.” Zeeën ervan, alsjeblieft, voor Lieke Marsman, die ons eraan herinnert hoezeer we poëzie als de hare nodig hebben.

Lieke Marsman, In mijn mand, Pluim, Amsterdam, 2021, 53 p.
Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.