In ‘De Alpenfederatie’ drijft Gregor Verwijmeren de temperatuur anderhalve graad op
Hoe ziet de wereld er over honderd jaar uit? Het is een vraag die almaar vaker opduikt in fictie. Met zijn tweede roman voegt Gregor Verwijmeren een aannemelijk en verre van geruststellend scenario toe aan de uitdijende stapel doom fiction, klimaatdystopie en apocalypsliteratuur.
2125: door de Grote Vloed is Nederland grotendeels ondergelopen. Newholland is weggevaagd, het resterende Campinia ligt bezaaid met woonblokken voor wie zijn huis kwijt is. Het is permanent vochtig en warm, “alles voelt klam en vettig door de lauwe zeewind, alsof je in een zak chips leefde”. Otto, voormalig stadsbotanicus, woont met zijn vrouw Tilly en dochter Sophia in een grauwe flat. Het gezin is niet compleet; zoon Iwan is geradicaliseerd en heeft zich bij de gewapende strijd gevoerd tegen de elite van superrijken onder het motto Eat the Rich. Otto krijgt de kans om te werken in de exorbitante orchideeënkas van een rijk echtpaar in de Alpen, toevluchtsoord der geprivilegieerden. De job biedt een ontsnappingsroute uit het beklemmende laagland, maar brengt morele overwegingen voor het hele gezin met zich mee.
De ethische worsteling bij de keuzes die we maken, speelt een centrale rol in De Alpenfederatie, de tweede roman van Gregor Verwijmeren (1967). “De vraag waar je voor staat in het leven. Die vraag kun je je stellen als je de luxe hebt. Dit gaat om overleven”, zo verantwoordt Otto zijn keuze om naar de Alpen te vluchten.

© Bob Bronshoff
De multicrisis (klimaat, biodiversiteitsverlies, afkalvende democratie, extreme macht van superrijken…) waarin we ons in 2025 al bevinden, komt voort uit heersende elites die opdoemende problemen niet hebben opgelost en die ervoor zorgen dat zelf ze rijk genoeg zijn om de problemen niet te moeten voelen. Het gevolg is een schrijnende, haast onoverbrugbare kloof tussen de haves en de havenots, en die wordt in De Alpenfederatie alleen maar dieper. De sociale klassenstrijd is er een van lange adem, zo blijkt hier, want ook in de komende eeuw is hij nog niet beslecht.
Subtiel en met scherp afgestelde antennes weet Verwijmeren actuele tendensen te vatten en door te denken: het live voetbal is volledig vervrouwelijkt, mannen spelen vooral FIFA online, waterschaarste en kweekvlees zijn een dagelijks gegeven, commons maken deel uit van het gerafelde sociale weefsel en iedereen beschikt over inwonende AI-lifecoach-hologrammen. Terloopse zinnetjes als “de derde generatie klimaatvluchtelingen is het radicaalst” doen vermoeden dat we de gevolgen van onze huidige manier van leven nog ruim onderschatten.
Ondanks alle rampspoed straalt er ook een zekere mildheid, iets van mededogen door in Gregor Verwijmerens tweede roman
Een grote kracht van dit boek ligt in de herkenbaarheid die tegelijk visionair en vervreemdend is. Op een paar doorgedreven hightechsnufjes na is alles in dit boek al aanwezig in onze huidige samenleving, denk drones, polarisatie, biometrische herkenning maar ook de onaantastbare macht van alt-finance; miljardairs en multinationals die streven naar de ontmanteling van elke vorm van controle over hun activiteiten. De auteur drijft het gewoon anderhalve graad op. Of vooruit, twee graden.
Verwijmeren neemt de tijd om het verhaal te ontplooien, met lange zinnen, veel bijzinconstructies die een kalmte en breedvoerigheid aan het verhaal geven en toch helder leesbaar blijven:
Zonder veilige basis en met een ongewisse toekomst voor zich, bleven ze in hun ontwikkeling verstoord en leefden kinderlijk los van de tijd een tot in de kleinste, dagdagelijkse vezels gesimuleerd leven, geschiedenisloos zwevend in de bubbel, beurs geslagen door klimaatinferno’s, makke lammeren voor Big Tech en Big Inc., die er alle belang bij hadden de amorfe massa in een staat van verdoving te houden en haar een variant op het goeie ouwe ‘brood en spelen’ boden. Een klassiek geval van dissociatie.
In het eerste deel voel je duidelijk de maatschappijkritiek van de alwetende verteller. Zelfs voetnoten waarin hij met zichtbaar genoegen losgaat, sluipen hier even binnen:
Om hun ‘planeetschuld’ in te lossen hebben de rijken de keuze af te dalen en terug te betalen of de kans te lopen pruttelend in hun vergulde Creusetpannen als reel de wereld over te gaan (eenieder die zichzelf buiten de mensheid plaatst verspeelt het recht op medemenselijkheid, was de niet mis te verstane subtekst.
Een wisselend vertelperspectief in de volgende hoofdstukken geeft de eigenheid van elk personage weer. Zo verbindt Verwijmeren verschillende stijlen en plotlijnen met elkaar in een ingenieus geconstrueerd geheel dat natuurlijk en consistent aanvoelt. De aandacht van de lezer blijft geprikkeld door de afwisseling van meer beschouwende, filosofische passages met ronduit spannende bladzijden waarin geweld niet wordt geschuwd.
Verwijmerens toon behoudt doorgaans een vederlichte, onderhuidse ironie die zich uit in het taalgebruik of in bedenkingen die de personages zich maken:
En daarom zeg ik: verstout u, bevrijd uzelf en ga in uw jeugdig opborrelende kracht zitten. Overstijg de dorre moraal en ervaar dat vernietiging een vorm van creatie is, misschien wel de hoogste, en raakt aan het mystieke. De uitnodiging is er en laat ik als het ware tussen ons in bungelen. RSVP, zonder enige druk of haast, jongedame!
Ondanks alles straalt er ook een zekere mildheid, iets van mededogen door in de hoofdstukken. De titels daarvan doen wat ouderwets romantisch aan vanwege de alwetende verteller, en passen geheel in die licht satirische sfeer: ‘Brunhilde’s extase’; ‘Door ogen verward’; ‘De invasie, of Friends megalomanie bereikt een nieuw hoogtepunt’.

© Leonardo Barese / Unsplash
Verwijmeren laat existentiële vragen toe: hoe blijf je trouw aan jezelf in een systeem dat je in bochten wringt? Waar ligt echte vrijheid? Kan je je kern ongeschonden houden? Psychologische mechanismen van gewenning en afleiding om letterlijk en figuurlijk het hoofd boven water te houden herkennen we al te goed. Net als het tekortschieten. Maar de kracht ligt altijd in de connecties en vriendschappen – alleen die geven het leven zin. Dat geldt voor alle personages, ook al lopen de relaties die ze met elkaar aanknopen niet allemaal goed af. “Alleen een radicaal idealisme kon het antwoord zijn op een hulpeloos door de maalstroom meegesleurde mensheid, dat van de hand reikend naar de andere.”
Reikende handen vormen een prominent motief in De Alpenfederatie. Zullen de zachte krachten winnen in ’t eind, zoals in het gedicht van Henriette Roland Holst? Zelden las ik zo mooi, zo onnadrukkelijk, juist en invoelbaar over ouder-kindrelaties. Dat samenvatten in clichés van loslaten en vasthouden tegelijk, doet oneer aan de manier waarop Verwijmeren de omgang van Otto met zijn dochter Sophia en zoon Iwan weergeeft. Ook in zijn debuut De vorm van geluid (2018) schreef hij met omzichtige en liefdevolle maar nietsontziende aandacht over de dynamieken in een gezinsleven wanneer die onder druk komen te staan door externe factoren. Of dat nu tinnitus is bij de vader zoals in zijn debuut of een planeetomvattende klimaatcrisis zoals in deze tweede roman.
Dit boek blijft in je hoofd nagalmen met de alarmerende sonoriteit van een alpenhoorn
Het is een continu laveren voor de personages, en Verwijmeren vraagt dat ook van de lezer zonder ooit expliciet moraliserend of sentimenteel te worden. Speelse referenties (“Het was zeker niet de beste der tijden, was het ook de slechtste?”) of haast Bijbelse toespelingen houden een lichtheid én gelaagdheid in het verhaal. “Ze liepen langs een boom vol rood-geel gekleurde vruchten. Otto plukte de rijpste, scheurde hem open en bood zijn zoon het vruchtvlees aan. ‘Hier, het is lekker.’ Terwijl zijn zoon vol overgave at en het sap van zijn kin droop, zocht Otto naar de naam van de vrucht, die hem telkens ontschoot. Het leek van levensbelang de jongen de naam te noemen en het verlies van de naam van de vrucht leek zich te verbinden aan een straf, een zonde, een groot verlies. Badend in het zweet werd hij wakker en als een duistere bloem die zich ontvouwde verspreidde de angst zich door zijn lichaam.”
De decadentie van de überrijken van wie niemand gelukkig is, weet Verwijmeren luisterrijk weer te geven, net als hun afgrondelijke eenzaamheid en controledwang. Hoe ze zich vastklampen aan materie, in alles perfectie en kwaliteit eisen – en hoe die claims uiteindelijk banaal worden. Hun strijd tegen de veroudering en hun obsessie met fysieke gezondheid, de vergeefse oppervlakkigheid van dit alles.

Daartegenover staat de rol die de natuur speelt, soms ook letterlijk en erg verrassend, voorbij het Antropoceen waarin de mens centraal staat, met bijvoorbeeld een bionische steenarend als personage. Een terugkeer naar de natuur en naar het eenvoudige, tijdloze landleven, met fysieke arbeid en beperkt comfort, werkt helend. Kleine geneugten als goede koffie of wijn, een douche met voldoende water, fijn gezelschap en lekker eten geven de personages het gevoel dat ze echt leven: “Je eigen eten bereiden was meer dan een culinaire ervaring. Het was een manifestatie van soevereiniteit.” Wars van koketterie of kneuterigheid toont Verwijmeren waar de echte levenskwaliteit ligt, hoe bizar de omstandigheden ook worden.
De hoop ligt misschien wel hierin dat we als menselijke soort, ondanks alle ontwrichting en technologische toevoegingen, precies dat blijven: al te menselijk. Met al onze emoties, verlangens, weemoed en drift, machtsgeilheid en kwetsbaarheid, in alle geledingen, alle sociale klassen, in alle tijden.
De Alpenfederatie doet je anders kijken naar wat nu al mogelijk is (zeker naar vogels), en blijft in je hoofd nagalmen met iets van de alarmerende sonoriteit van een alpenhoorn. Sommige scenario’s, zoals de macht van oligarchen, lijken intussen door de realiteit in een absurd tempo te worden ingehaald. Maar dat er over honderd jaar nog ruimte en waardering kan zijn voor schoonheid, Bach en bloemen, en zelfs voor tekstredacteurs en vertalers, dat biedt perspectief.
Gregor Verwijmeren, De Alpenfederatie, Van Oorschot, Amsterdam, 2025, 368 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.