Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

‘Het Surinamedagboek’ van Merijn de Boer: het irritatierondje
0 Reacties
recensie
literatuur

‘Het Surinamedagboek’ van Merijn de Boer: het irritatierondje

Aan schrijfkunst geen gebrek in de vierde roman van Merijn de Boer, waarin een schrijver een groepstrip door de jungle maakt. Gaandeweg verandert zijn reisverslag in een staaltje distinctiedrang waarbij hij ongenadig afgeeft op zijn medereizigers.

Ruim veertig jaar geleden besprak ik Het eind van de kaart, het reisjournaal dat Albert Helman in 1955 bijhield van zijn tocht door het Surinaamse binnenland, maar dat pas in 1980 verscheen. “Voor altijd een kind”, luidde de enthousiaste kop van mijn stuk in NRC Handelsblad. Albert Helman (1903-1996) toonde zich in zijn eigen woorden “een soort geestelijke en fysieke spons” en leefde voor korte tijd “met alle vijf zintuigen”. De schrijver omarmt de “onvermijdelijke symbiose” met zijn omgeving, maar exploreert vanzelf ook zijn eigen “binnenland”. Zijn steeds pijnlijker benen (in zijn rondborstige taal “pijnlijke poten”) ervaart hij als de zwakte van een “erbarmelijke stedeling”.

Sindsdien wilde ik naar Suriname. Je denkt het als Nederlander te kennen, maar ik wilde het beter kennen, wat uiteindelijk rond de laatste jaarwisseling resulteerde in een waanzinnige reis, onder meer per korjaal langs de dorpen van de marrons, de gevluchte plantageslaven. Helman speelde beslist een rol.

Het is wat mij betreft dus een bizar toeval dat Merijn de Boer vlak erna kwam met Het Surinamedagboek, het “verslag” van net zo’n soort reis, maar uitgebreider en nadrukkelijker in het spoor van Helman. De “ik” gaf in het voorjaar van 2011 gehoor aan een advertentie in De Groene Amsterdammer, waarmee de Stichting Vrienden van Lou Lichtveld (Helmans echte naam) lezers interesseerde voor een gratis reprise van diens reis om meer bekendheid te genereren, en liefst een verslag. De enige serieuze die zich meldt is “De Boer”, een beginnende schrijver, die tenminste íéts van zijn voorganger weet. Hij zal de rol van rapporteur op zich nemen. De meesten komen alleen maar af op dat “gratis”.

Het is fictie, er staat roman op de kaft, al heeft Merijn de Boer zo’n reis in het kielzog van Helman in 2011 verwarrend genoeg echt gemaakt. Hij deed er datzelfde jaar nog verslag van in het literaire tijdschrift Tirade. De roman drijft op dezelfde pijlers als in die tekst: Helman, diens boek, diens route, maar het dienstbare is eraf. Het gaat nu vooral over – neem ik aan – fictieve medereizigers met wie de “ik” grote moeite heeft. Je ruikt humor en satire à la Anton Valens, met morsig gedoe als vast ingrediënt, al distantieerde Valens zich nooit van zijn losers, als ze dat al waren. Dat is bij De Boer wel anders.

Goed, “De Boer”, laat ik schrijver en personage niet op een hoop gooien, heeft zichzelf tijdens de reis een schrijversrol aangemeten, een vage afspiegeling van zijn leven thuis, met de poes op schoot achter de computer, comfortabel meedraaiend in het literaire wereldje. Die rol heeft hij nodig, als houvast. Híj is allesbehalve een spons. Aan de anderen valt voor hem trouwens geen eer te behalen. Hij mag wat hen betreft zijn literaire kennis over Albert Helman voor zich houden. Tant pis, ze laten hem met rust, dat is het voornaamste.

Wat is dit voor boek? Er wordt door de ik-persoon ongenadig afgegeven op zijn medereizigers. Mag je zonder disclaimer putten uit in vertrouwelijkheid gedeelde ervaringen en gesprekken? In een roman mag alles, in een gefictionaliseerd document ook. Het Surinamedagboek heet een roman te zijn, en toch. Het is ook een trouwe reprise van Helmans tocht, met dezelfde stroomversnellingen, aanlegposten en vrijwel constante regen, waardoor de reis soms vlotter, soms juist minder vlot verloopt. Er is volop verslag, al is dat deel voor een authentiek dagboek wat te evenwichtig of literair verwerkt. Kortom: er lijkt gesteggeld met de vorm.

Het concept is een dagboek, daartoe verhoud ik me als lezer, en vandaaruit denk ik: wat een dedain

Aan schrijfkunst geen gebrek, een zinnetje als “Aan de overkant van het water trekt de dauw uit de bossen” is al mooi, en dat geldt voor heel veel. Maar daar gaat het niet om, voel je. De schrijver is niet zozeer met Suriname bezig maar met “de anderen”, die misschien de hel zijn maar van wie je het ook moet hebben.

Het concept is een dagboek, daartoe verhoud ik me als lezer, en vandaaruit denk ik: wat een dedain. Het is allemaal best vermakelijk, maar ook benepen. Ik wil niet pretenderen dat ik hoogstaander ben dan de ik-figuur maar ík heb zijn rol niet. In feite draait het boek, reisverslag of niet, om de hinder die de “ik” van de groep heeft. En hij klopt zich op de borst ten koste van de anderen. Die zullen denken: stiekemerd, kijk naar jezelf!

Wat een vooroordelen ook over uitingen van uitbundigheid als dansen of moppen tappen (“iets buitengewoon verschrikkelijks”). De ik-figuur haalt zijn neus op. Zijn houding tegenover de inheemsen is onverschilliger. Zij blijven hangen in hun dienstbare vanzelfsprekendheid.

Één van de reisgenoten deugt wel. ’t Is goed wijndrinken met de hoogleraar die iets heeft van de “beschaafde, intellectuele, beleefde en vriendelijke” vader, “een uitstervende diersoort”. Sjors, met z’n “verontwaardigde blik”, die Helman “Belman” noemt en opschept over vorige, nog wel avontuurlijker reizen, kan echter niks goed doen. Toch ontroert hij meer dan de “ik”, wat zeker geldt voor zijn vrouw, naar mijn beste weten een schat, al plast ze ’s nachts in een emmer die ze vervolgens niet leegt en doet ze meer van die ergerlijke maar volstrekt menselijke dingen. Voor de “ik” voldoen ze niet, Je komt ze op een literaire borrel niet tegen.

De enige die geïntrigeerd wordt opgevoerd, is ene Julius (“wonderlijke man”), die in zijn element is in de wildernis en er zijn depressies overwint, een proces waarvan je je afvraagt hoe dat weer thuis verder moet. Hij wordt gaandeweg de antipode van de “ik”.

Alles draait om de noodzaak je waardigheid te behouden in een groep: primaire sociologie

Alles in Het Surinamedagboek draait om distinctiedrang, om de noodzaak je waardigheid te behouden in een groep: primaire sociologie. De zelf opgeworpen chroniqueur De Boer is zich van zijn afstandelijkheid bewust, “ik moet leren niet zo snel te oordelen”. Ook hij begint, net als Helman, over de “ongewilde exploratie van de eigen persoonlijkheid” die in zijn geval rust wil en zich doodergert aan wat daarbij hindert, wat op zich niet pedant is.

De aanvankelijke reisleider, een sjacheraar en drinkebroer, stelde een dagelijks “irritatierondje” voor, maar hij zette zichzelf algauw buitenspel. Het is trouwens zelden openlijk hommeles. De irritatie zit vanbinnen, al kan Sjors natuurlijk zijn grote mond niet houden.

En dan komt Noor op de proppen, een onderweg opgedane vriendin, een stoere antropologe, over wie de “ik” sentimenteel doet (“ik ben verliefd”), al vraagt hij zich af of ze in Amsterdam zijn aandacht zou trekken of blijven trekken. Zij sterkt hem niet in zijn zelfbeeld en neemt aan het eind afscheid met de dooddoener dat ze hem nooit zal vergeten. Ze moeten “nieuwe avonturen maken” zegt ze, wat hem irriteert, vanwege dat lelijke “maken” denk ik, maar meer nog omdat hij wordt gedumpt, weet hij best. Net als wij, zijn medevoyeurs.

Ook De Saamhorigheidsgroep, waarmee De Boer in 2020 doorbrak, had een sterk sociologische of satirische inslag en riep een “schoolreisjesgevoel” op, zoals het in dit nieuwe boek heet. Schoolreisjes benauwen, ja. In dat vorige boek speelde een buitenstaander een letterlijk vruchtbare rol. Hier is de buitenstaander de schrijver, die toch meer zou moeten voorstellen dan zijn rol. We beleven zijn dromen en twijfels, en die vallen niet mee.

In vergelijking met Albert Helman verbleekt De Boers boek. De trossen gaan niet los, het blijft maar ironisch

In vergelijking met Het eind van de kaart verbleekt voor mij De Boers boek. De trossen gaan niet los, het kan een kwestie van smaak zijn, het blijft maar ironisch. Ik mis Helmans blik, die van een politiek dier, misschien wel net als die beschaafde vader van De Boer een uitstervende diersoort.

De boeken smeken om vergelijking, De Boers werk is immers ook een soort reprise, tot en met het identieke kaartje. De “bosnegers” en “stadsnegers” zijn verdwenen en een ijverig sensitivity committee vindt vast meer incorrects bij Helman, maar wat een geestig, gul, non-conformistisch chroniqueur, hij! Zijn journaal overstijgt de enscenering. Helman is betrokken en uit principe geen zelfgenoegzame “pennenlikker” of “zelfpeuteraar”.

Jammer dat De Boer dat verschil niet meer problematiseert. Het zou flinke essayistische winst hebben opgeleverd.

Merijn de Boer, Het Surinamedagboek, Querido, Amsterdam, 2023, 272 p.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.