Het fenomeen van Oostrom
(Jozef Janssens) Ons Erfdeel – 1997, nr 3, pp. 363-370
Onderzoekers kunnen op tal van verschillende manieren met wetenschap bezig zijn. Grof geschetst tekenen zich in dit opzicht twee tendensen af. Ofwel leveren zij onder de steeds toenemende publicatiedruk, wat braafjes, de zoveelste toepassing van een bestaand wetenschappelijk model op een nieuw onderwerp, wat - indien het degelijk gebeurt - beslist niet zonder verdienste is. Ofwel proberen ze methodisch een nieuwe aanpak uit, stellen aan de vakgenoten originele vragen en treden de wereld van het wetenschappelijk bekende uitdagend tegemoet met nieuwe visies en grensverleggende inzichten. Deze tweede weg is gewaagder: het is namelijk vooraf niet zeker of alle hindernissen met succes kunnen worden overwonnen. De weg kan glad zijn, vaak houdt hij gewoon op te bestaan en dan gaat de tocht verder door moeilijk, nooit tevoren verkend terrein. En het gevaar dat de onderzoeker op zijn gezicht terechtkomt, is niet denkbeeldig. Dat is de risicovolle weg die Frits van Oostrom (º1953), hoogleraar Middelnederlandse letterkunde van de R.U. Leiden, nu al iets meer dan anderhalf decennium volgt. Als geen andere heeft hij op tal van terreinen binnen de Medioneerlandistiek zijn nek vér uitgestoken, interdisciplinaire discussies uitgelokt en de dynamiek in de studie van het vak exponentieel aangezwengeld.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden