Deel artikel

kunst

Het chassis van een auto is de ideale lijst voor een schilderij

7 november 2025 13 min. leestijd

Een nieuwe generatie kunstenaars gebruikt afgedankte materialen om een andere beeldtaal te ontwikkelen. Zo flirten ze met de abstractie, en rekken ze de grenzen van de schilder- en beeldhouwkunst op. De kritiek op de wegwerpmaatschappij is er optioneel bij te bedenken. 

Meerdere kartonnen dozen zijn samengevoegd en gekleurd, alsof ze verschillende kleurvlakken zijn op een abstract schilderij. Dat Box, Box, Box (Blues Cube) (2023) aan de muur hangt, versterkt die indruk alleen maar. Toch is dit wandobject van de Nederlandse kunstenaar Machteld Rullens (1988) ook duidelijk sculpturaal. De compositie is abstract, maar het karton – dat bewerkt is met kleurrijke olieverf en een glanzend epoxy-kunsthars – is alledaags en herkenbaar. In de titel van haar eerdere, prachtige tentoonstelling in de Kunsthal Rotterdam brengt Rullens die twee kanten van haar werk mooi samen: Scrap Yard Abstractionabstractie van(af) de schroothoop. 

Mooie details aan Box, Box, Box (Blues Cube) zijn de opstaande flappen van sommige van de dozen, die doen denken aan een postpakket dat net geopend is of zometeen wordt dichtgeplakt. In je hoofd kun je uitzoomen: bij dat gestapelde karton komen busjes van pakjesbezorgers in beeld, en de grote magazijnen van webwinkelgiganten en de enorme circulatie aan goederen die 24/7 getransporteerd en bezorgd worden, verpakt in precies het materiaal dat Rullens gebruikt. 

Rullens’ atelier staat tegenover een fabriekshal met een grote papierbak. Daar haalt ze al jaren haar dozen. Het eerste karton waarmee ze werkte, was het verpakkingsmateriaal voor canvassen. Die waren zo kostbaar dat de dozen waarin ze bezorgd werden een fijn alternatief bleken te zijn. In recentere kunstwerken zijn gevonden bouten en schroeven herkenbaar, die voor een mechanische uitstraling zorgen (zie bijvoorbeeld The Ectasy of Gold uit 2024). Dan is het bijna alsof je niet naar de dozen uit een vrachtwagen kijkt, maar naar de metalen zijkant van het transportmiddel zelf. 

De materialen die Rullens gebruikt hebben een verleden, en dat verbindt ze op een concrete manier met de wereld búíten de kunst. Rullens wil aan dat verleden iets nieuws toevoegen, door iets te maken dat ze nooit eerder heeft gezien. Een van de extra lagen wordt letterlijk en figuurlijk gevormd door het epoxy. Dat materiaal zorgt voor een aantrekkelijke glans, maar is tegelijkertijd vervuilend: het is een dubbelzinnigheid waarmee Rullens speelt. Dat zorgt ervoor dat je haar kunstwerken op verschillende manieren kunt beleven. Waardeer je ze puur op een visueel niveau – vanwege hun abstracte vormen en kleuren – of spelen milieuoverwegingen mee in hoe je over haar werk denkt? 

De materialen hebben een verleden, en dat verbindt ze op een concrete manier met de wereld búíten de kunst

Is Rullens’ werk nu beeldhouw- of schilderkunst? Zelf vindt ze die labels onbelangrijk en gebruikt ze het neutrale woord “object”. Bovendien, als een kunstenaar niet hecht aan hokjes als “schilderkunst” of “sculptuur”, waarom zou je haar werk dan proberen te classificeren? Toch is het niet helemaal verkeerd om zo’n label te proberen plakken. Juist als je merkt dat er evenveel argumenten voor de ene categorie zijn als voor de andere, word je je bewust van je kijkgedrag en hoe dat gestuurd wordt. Wat is een schilderij, en wat is een beeldhouwwerk? En: hoe verhouden alledaagse materialen zich tot een abstracte beeldtaal? 

Twee werelden

De afgelopen jaren hebben verschillende kunstenaars in de Lage Landen en daarbuiten de grenzen afgetast van schilderen en beeldhouwen. Kevin Bauer (1987), bijvoorbeeld. Deze Nederlandse beeldhouwer maakt reliëfs – nog zo’n term waarmee je deze hybride vorm van schilder- en beeldhouwkunst kunt omschrijven. Vanouds verwijst het woord naar een niet-vrijstaand beeldhouwwerk, bijvoorbeeld als onderdeel van kerkelijke architectuur. De ruimtelijkheid en gelaagdheid van een sculptuur wordt dan vaak gecombineerd met een schilderachtige indruk. Bauer liet zich inspireren door industriële productie en reclame, en dat zie je terug in zijn beeldtaal: alledaags ogende voorwerpen maakt hij zelf na, maar nooit helemaal “natuurgetrouw”. In onder meer zijn reliëf In Orbit (2022) zijn vertrouwde functionaliteiten verdwenen, en ontstaat er een uitstraling die doet denken aan abstracte schilderkunst. 

Een andere boeiende Nederlandse kunstenaar is Jop Vissers Vorstenbosch (1986). Hij ziet zichzelf als schilder, al brengt hij zijn verf vaak aan op materialen als plexiglas en tl-buizen. Tijdens een reis door Detroit zag hij het verval in de auto-industrie en in het straatbeeld. Hij kwam kapotte reclamezuilen tegen, waarvan hij een deel van het binnenste van het mechanisme kon zien. Het was alsof twee werelden door elkaar liepen: die van de commercie en van de elektrotechniek daarachter. 

Die ervaringen leidden tot Botsauto in de branding (2019): een autowrak doet dienst als een lijst of muur voor een schilderij. In plaats van een schildersdoek gebruikte Vissers Vorstenbosch een lichtgevend paneel uit een systeemplafond. Daarin maakte hij met een slijptol een afbeelding van golven. Je moet denken aan het kantoorleven, maar óók aan een ontsnapping daaruit – weer twee werelden die botsen. En ook het abstracte en concrete raken elkaar hier: een functioneel object in Botsauto in de branding kan zo omslaan in een zeelandschap.  

Sporen van mensen

Ook de New-Yorkse Brusselaar Charlotte vander Borght (1988) rekt het begrip van de schilderkunst op. Voor de serie muursculpturen Someone, No One, Anyone (2022-doorlopend) lijkt het alsof ze het traditionele rechthoekige schilderdoek heeft gebogen. In werkelijkheid gaat het om afgietsels van metrobankjes, die ze gekanteld aan de muur heeft opgehangen. Ze heeft de bankjes ook nog eens geschilderd op een manier die associaties oproept met abstract-expressionistische schilders als Barnett Newman en Mark Rothko. 

Vooral door die draai herken je de oorspronkelijke vorm eerst niet, maar zodra het kwartje valt, denk je aan het openbaar vervoer. Je begint de beschildering in verband te brangen met vlekken, slijtages of andere beschadigingen die je in de metro of een andere stedelijke omgeving kunt tegenkomen, en zo leidt Vander Borght via abstractie je blik naar buiten. Voor de reeks Metamorphosis (vanaf 2024) heeft ze de afgietsels van de bankjes in fragmenten opgedeeld, die ze als een collage op nieuwe manieren in elkaar heeft gezet, om een nóg abstractere schilderachtige indruk te creëren. 

Je moet denken aan het kantoorleven, maar óók aan een ontsnapping daaruit – weer twee werelden die botsen

De Nederlander Ricardo van Eyk (1993) laat zich evenzeer inspireren door slijtages en andere sporen van menselijke activiteit, vooral in stedelijke omgevingen. Daardoor heeft zijn kunst per definitie een band met de buitenwereld, al zul je hem niet snel op een groepstentoonstelling over figuratief realisme zien. Daarvoor oogt zijn werk toch te abstract. Zelf heeft Van Eyk een wat ambivalente houding tegenover de term “abstract”: het is een nuttig woord als je over kunst praat, maar het heeft ook iets willekeurigs. Als je ver genoeg inzoomt op een foto, wordt die uiteindelijk ook abstract.  

Van Eyk haalt zijn inspiratie uit concrete situaties in de buitenwereld, zoals betonnen paaltjes die bekrast zijn met autolak, of brandgaten in de tijdschema’s van bushokjes. Een ogenschijnlijk willekeurig patroon van schroeven in een winkelgevel kan wijzen op iets dat weggehaald is: een reclamebord wellicht. Daar zit een bepaalde logica achter, waaruit Van Eyk inspiratie put. Zulke observaties destilleert hij vervolgens tot een nieuwe vorm. 

Het is erg lastig om het “inzoomniveau” van Van Eyks kunst te bepalen. De nadruk lijkt te liggen op de texturen van zijn materialen, zoals plexiglas en roestvrij staal, dat vaak bewerkt is met spuitverf of stift. In de recentere schilderijen Opera (Plane) I II (beide uit 2024) roepen dynamische vormen ook nog eens de associatie op met wegenkaarten. Abstractie zit er voor hem deels in dat het uiteindelijke kunstwerk niet een-op-een overeenkomt met de oorspronkelijke inspiratiebron. Dat geldt ook voor Van Eyks omgang met gevonden materialen. Ze zorgen eerder voor extra textuur of een bepaalde suggestie dan dat je ze als specifieke (afgedankte) gebruiksvoorwerpen herkent. Het gaat hem niet om wat hij een geromantiseerde toeëigening van afgeleefd materiaal noemt, maar om de manieren waarop sporen tot stand komen. Dat gebeurt niet willekeurig, maar op basis van bepaalde factoren: weersomstandigheden, dagelijks gebruik, enzovoort. Daar zit een bepaalde logica achter die soms wel en soms niet zichtbaar is; die je soms kunt volgen en in andere gevallen mysterieus blijft. 

Jackson Pollock en gordijnstof

Doordat de beeldtaal van de bovengenoemde kunstenaars doet denken aan abstracte kunst, wordt het mogelijk om een bepaalde knik in je kijk- en denkervaring te maken. Van een doos naar de hele transportsector, zoals bij Machteld Rullens, is nogal een schaalvergroting, maar wel een logische. Dat geldt ook voor Charlotte vander Borght, die vanuit het herkenbare beeld van een metrobankje vertrekt en associaties oproept met een wijds ov-netwerk. Die mogelijkheid zit wellicht al ingebakken in de abstracte kunst. De eerste abstract werkende schilders brachten hun kunst vaak in verband met thema’s die onstoffelijk zijn, hoogstens indirect zichtbaar: onder meer muziek (Kandinsky) en spirituele ideeën (Mondriaan). Het abstract expressionisme van onder anderen Jackson Pollock werd veelal in verband gebracht met het onderbewustzijn van de kunstenaar. Als je enige voorkennis over die historische kunstenaars hebt, zie je die thema’s vaak wel terug. Hoe ontastbaar ze ook zijn, ze worden toch al concreter. 

Doordat hedendaagse abstracte kunstenaars óók teruggrijpen op de beeldtaal van voorgangers, kun je je al wat beter een kijkhouding geven tegenover het werk van bijvoorbeeld Ricardo van Eyk of Kevin Bauer. Als het Pollock en Kandinsky niet puur en alleen om kleuren en vormen zou gaan, dan spelen er bij deze hedendaagse kunstenaars ongetwijfeld ook andere thema’s mee. 

Abstractie kan ook helpen om alternatieven te bedenken voor al het afval dat ontstaat door massaproductie. Kijk bijvoorbeeld naar het oeuvre van de Belgische kunstenaar Hilde Overbergh (1964), die met gevonden voorwerpen werkt. Haar vertrekpunt ligt echt in de schilderkunst. Ze vertelt dat ze heel traditioneel is opgeleid: van mager naar vet met verf een voorstelling opbouwen op doek. Al begon ze bij die methode vraagtekens te zetten. Zou het niet mogelijk zijn om te schilderen zonder daarvoor de klassieke middelen in te zetten? 

Toen ze verf en kwast uit haar praktijk bande, ontdekte ze alternatieve materialen die toch een schilderachtig effect hebben: gordijnstof bijvoorbeeld, die door haar gedeeltelijke transparantie doet denken aan verflagen waar je ook deels doorheen kunt kijken. Ook gebruikte vlaggendoeken trokken haar aan. Inmiddels vindt ze haar materialen – haar grondstoffen, zoals ze die omschrijft – deels op straat. Lachend vertelt dat ze waarschijnlijk nog nooit een vuilnisbak is langsgelopen zonder even te spieken wat erin zit. De grondstoffen vindt ze ook deels in haar eigen atelier: niet-afgemaakte kunstwerken en hulpmiddelen bijvoorbeeld. Het gaat Overbergh daarbij niet om herkenbare voorwerpen te tonen, maar om materialen hun verhaal te laten vertellen: bijvoorbeeld over hun vindplaats, of hoe ze gaandeweg aangetast zijn. 

Een titel als Warf trash and building bash (2024) verraadt het een en ander over de vindplaats van de gebruikte materialen. Regelmatig heeft ze het gevoel dat ze het zelf niet mooier had kunnen doen dan die slijtages en andere sporen van de verstrijkende tijd. Vol enthousiasme vertelt ze over een stuk aluminium dat ze op een werf vond, dat een prachtig patina had gekregen. De term “abstract” vindt ze lastig, want die klinkt voor haar toch te veel alsof de kunst uit het niets ontstaat. Juist de relatie met de buitenwereld is voor haar belangrijk. 

‘Abstract’ klinkt te veel alsof de kunst uit het niets ontstaat, terwijl juist de relatie met de buitenwereld belangrijk is

Net als Rullens werkt Overbergh vanuit het materiaal en niet vanuit maatschappelijke thema’s. Ze zou zichzelf zeker geen recyclingkunstenaar noemen, maar merkt wel op dat ze circulariteit een belangrijk thema vindt, in de kunst en in de maatschappij. Hoewel er steeds meer aandacht komt voor milieuvriendelijk produceren, blijft er alsnog veel restmateriaal achter in allerlei industrieën. Restvormen, noemt Overbergh ze. Dat vindt ze er zo aantrekkelijk aan, al geeft ze toe dat het vaak om verschrikkelijk afval gaat. 

Gelukkig zijn er alternatieven. In Overberghs ogen kan een kunstwerk een andere manier zijn om naar materialen te kijken en er een nieuwe bestemming voor te zoeken, om die enorme afvalberg wat minder snel te laten groeien. Wellicht werkt de combinatie van abstractie en alledaagse materialen daarom juist zo krachtig: er blijft een sterke relatie met de buitenwereld, maar die band is niet te letterlijk. Zo’n stuk afval had in de vuilniscontainer kunnen belanden, of (de gruwel!) in een plantsoen of bos, maar het leeft nu voort in een kunstwerk. Er zijn andere scenario’s en toepassingen voor vertrouwde materialen denkbaar. Kunstenaars zeggen het misschien niet met zoveel woorden, maar laat die nieuwe mogelijkheden een aansporing zijn om bewuster om te gaan met vertrouwde materialen, ook nadat ze hun oorspronkelijke functie hebben vervuld.  

Werk van Charlotte vander Borght is te zien in een groepstentoonstelling in Fondation CAB (Saint Paul de Vence) en vanaf april 2026 in Eden Island (Brussel). Ook exposeert ze samen met o.a. Machteld Rullens in Galeria Mascota (Mexico City, t.e.m. 16/1). Rullens heeft t/m 20 december een solo bij Andrew Kreps Gallery (New York) en in april 2026 een solo bij Martin van Zomeren (Amsterdam). Werk van Jop Vissers Vorstenbosch is te zien tijdens Amsterdam Light Festival (27 november t/m 18 januari). In Bibliotheek Neude (Utrecht) is een permanente installatie van hem te zien. Hilde Overbergh neemt deel aan een groepstentoonstelling in d’Academie Beeld Sint-Niklaas (t.e.m. 12/12). Van 28 februari t.e.m. 4 april 2026 heeft ze een solo in de Whitehouse Gallery (Brussel). Kevin Bauers werk is te zien tijdens de Kunstkade (Utrecht, t/m maart 2026) en in Cpunt (Hoofddorp, t/m 17 januari 2026).

Maarten Buser-1- -Aad Hoogendoorn

Maarten Buser

kunst- en poëziecriticus, dichter

Geef een reactie

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000003b240000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)