Herman Teirlinck en de vernieuwing van de toneelopleiding in Vlaanderen
(Alfons Goris) Ons Erfdeel - 1992, nr 5, pp. 674-690
In de vorige eeuw bleef de toneelopleiding beperkt tot avondonderricht, waarbij naast voordracht en literatuur langzamerhand ook kennis van toneelinterpretatie, grime, kostuum en regie werd bijgebracht. In het begin van de twintigste eeuw kwamen elders in Europa ontwikkelingen op gang, die later een heel nieuwe toneelpedagogie tot gevolg zou hebben en waarbij de nu vertrouwde namen opduikten van Adolphe Appia, Edward Gordon Craig en Konstantin Stanislavski. In Vlaanderen was het Herman Teirlinck die de toneelopleiding drastisch zou veranderen. Teirlinck ontpopt zich eerst als expressionistisch toneelauteur, zijn stukken kenmerken zich door weerbarstige teksten. Maar Teirlinck was ook plastisch begaafd, en in die hoedanigheid zou hij in contact komen met belangrijke toneelvernieuwers, in het bijzonder Craig. Toen Teirlinck door Henry van de Velde gevraagd werd voor het opstarten van een atelier voor Theater aan het Hoger Instituut voor Sierkunst te Ter Kameren, richtte hij de opleiding naar de technici van de toneelruimte. In 1932 werd Teirlinck aangesteld als leraar \Art Dramatique Flamand\" aan het Conservatorium van Brussel. De breuk was radicaal: het toneelonderricht in de onmiddellijke buurt van de interpretatie, beperkt tot het mooi gesproken woord en het plastisch gebaar, had afgedaan. De ensceneringskunst kreeg een grote betekenis: de collectieve uitbeelding van een basisidee, het ensemble en de stijlvolle tucht. De acteur moest de getrainde \"supermarionet\" worden, die alle verstands- en gevoelsmechanismen beheerst, vocaal en lichamelijk een perfect instrument is, en bovendien nog een ideeëndrager. In 1946 zorgde Teirlinck ervoor dat aan het Nationaal Toneel een Studio verbonden werd waar jonge toneelspelers en toneeltechnici een voortgezette beroepsopleiding zouden krijgen. De voor ons land volstrekt nieuwe aanpak, de grote pedagogische vrijheid, de begaafde eerste lichtingen en de inspirerende aanwezigheid van Teirlinck zelf, gaven de Studio onmiddellijk grote bekendheid. Ook na de oprichting van het RITCS bleef de acteursopleiding bij de Studio, en toen het Nationaal Toneel in 1966 opgedoekt werd, werd de Studio omgevormd tot een autonome instelling. Nu na het ARGO-decreet, het nieuwe personeelsstatuut en het HOLT-decreet is de Studio Herman Teirlinck administratief afhankelijk van Werkstation 140, thans deel uitmakend van Scholengroep - Antwerpen IV, waarvoor de Raad van Bestuur 348 verantwoordelijk is…"
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden