Een zachte revolutie: kunstbeschouwingen van Hans den Hartog Jager
In zijn verzamelde krantenstukken over de kunstwereld schetst Hans den Hartog Jager het beeld van een ooit afgesloten paradijs waarin de buitenwereld is binnengedrongen. Vrouwelijke artiesten, kunstenaarscollectieven en mensen van kleur eisen hun plek op.
Hoe drastisch verandert de kunst? Sterk, als je afgaat op de titel van de bundel waarin Hans den Hartog Jager (1968) zijn stukken voor NRC samenbrengt: Revolutie in het paradijs. Van de aangekondigde “revolutie” is in het boek dan wel weinig feitelijks terug te vinden, toch beschrijft de kunstkenner treffend hoe het ooit als autonoom ervaren universum van de kunst – “een paradijs met een hek eromheen” – steeds meer beïnvloed werd door ontwikkelingen uit de echte wereld.
Al is het nog maar de vraag of dit echt een nieuw fenomeen is. De historische avant-garde uit de eerste helft van de twintigste eeuw klaagde al aan dat de kunst vervreemd was geraakt van het echte leven door de l’art pour l’art-ideologie. Nieuw in onze tijd is wel dat steeds meer vrouwen en mensen van kleur, die het over onrecht en onderwerpen als lichamelijkheid en gender willen hebben, gaten hebben gemaakt in de omheining van het zogenaamde witte paradijs. Toch werd met het “oude” model nooit definitief korte metten gemaakt. Typerend voor de kunst vandaag is precies dat het allemaal naast elkaar kan bestaan. Er zijn geen dwingende programma’s of pamfletten meer die, zoals vroeger, uitmonden in stromingen als het surrealisme of het futurisme.
Nederlandse musea zijn wat minder wit geworden, maar volgens Hans den Hartog Jager is die openheid dubbelhartig
Den Hartog Jager mag dan wel schrijven dat “alles stroomt in de wereld en in de kunst”, dat wil nog niet zeggen dat de oudere kunst van witte mannen, van pakweg Lucas Cranach tot Bruce Nauman, niet op een of andere manier kan resoneren in het werk van multiculturele kunstenaars van de nieuwe generatie. Neem nu Nauman: de auteur noemt hem een van de kunstenaars die “eind jaren zestig de laatste artistieke grenzen slechtte”, maar tegelijk riep de Amerikaan kunst uit tot een autonoom gebied, los van de rest van de wereld. De manier waarop Nauman experimenteerde met diverse media en – misschien nog meer – zijn interesse in de ambiguïteit van banale menselijke handelingen, taal en controle van het lichaam maakt hem vandaag tot een referentie voor jonge kunstenaars. “Nog altijd actueel, als het gaat over thema’s als dierenleed, privacy en de kunst van het ouder worden”, schreef NRC-collega Toef Jaeger over de overzichtstentoonstelling van Nauman in 2021 in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Een ijkpunt in de evolutie die de laatste decennia heeft plaatsgevonden, is de documenta in Kassel van 2002, samengesteld door de Nigeriaanse curator Okwui Enwezor. Op de vijfjaarlijkse hoogmis van de hedendaagse kunst toonde hij vooral artiesten die onder de radar van het westerse kunstcircuit waren gebleven. Sindsdien zijn ook Nederlandse musea wat minder wit geworden, maar volgens Den Hartog Jager is de vastgestelde openheid dubbelhartig. “Kunst wordt steeds vaker eendimensionaal geframed”, klaagt hij. Zwarte kunstenaars worden binnengehaald in witte musea en collecties “alsof ze voortdurend hun eigen zwartheid moeten bewijzen. (…) Alsof de witte instituties en witte toeschouwers voortdurend willen laten zien dat ze zich wel degelijk met zwarte kunstenaars omringen.”
Den Hartog Jager mag dan wel schrijven dat ‘alles stroomt in de wereld en in de kunst’, dat wil nog niet zeggen dat de oudere kunst van witte mannen niet kan resoneren in het werk van multiculturele kunstenaars van de nieuwe generatie
Ook vrouwen, ongeacht hun huidskleur, hebben hun plaats opgeëist in het officiële circuit. Getuige daarvan de Biënnale van Venetië, die in 2022 voor het eerst een meerderheid aan vrouwelijke deelnemers telde. Waar in de landenpaviljoenen nog hoofdzakelijk mannelijke kunstenaars werden getoond, was negentig procent van de kunstwerken in de officiële tentoonstelling van vrouwelijke hand.
Nederland had zijn Rietveld-paviljoen in de Giardini voor de gelegenheid afgestaan aan Estland en toonde de eigen bijdrage in een eeuwenoud kloosterkerkje elders in de stad. In de Chiesetta Della Misericordia deed de video van Melanie Bonajo over lichamelijke intimiteit en aanrakingen – de coronaperiode was net achter de rug – hier en daar stof opwaaien. Bij de aankondiging van de Biënnaledeelname van Bonajo in 2021 was Hans den Hartog Jager aangenaam verrast door de keuze voor de “onvoorspelbare” non-binaire artieste. In NRC schreef hij: “Juist dat risico maakt haar werk ook spannend (…). Bovendien past Bonajo’s werk ook nog eens uitstekend bij de veranderende kijk op kunst. Ze is bepaald geen product van de aloude l’art pour l’art-traditie, maar streeft ernaar om met haar werk invloed op de maatschappij uit te oefenen. Haar installaties zijn, onder andere, pleidooien voor gendergelijkheid en seksuele openheid – en dus zitten ze vol beffende vrouwen, drugsgebruik, subculturen en hysterische regenboogtrips.”

© Melanie Bonajo – AKINCI
Naast de witte mannen met hun l’art pour l’art-kunst tegenover kunstenaars van minderheidsgroepen die hun plaats opeisen met kunst over “het echte leven”, is er nog een andere tegenstelling die in meerdere stukjes van Den Hartog Jager aan bod komt: het individuele artistieke genie dat unieke creaties voortbrengt versus het collectief. Het fenomeen van kunstenaarscollectieven is pas de laatste jaren aan de oppervlakte gekomen, met als culminatiepunt de laatste documenta in 2022. In Kassel nodigde het Indonesische collectief ruangrupa toen vrijwel uitsluitend kunstenaarscollectieven uit. Vooral jongere kunstenaars kiezen voor een niet-individualistische kunstpraktijk, maar van een omwenteling is geen sprake. Het romantische adagium van dichter Willem Kloos dat kunst de allerindividueelste expressie is van de allerindividueelste emotie, heeft in de beeldende kunst nog niet afgedaan. De uniciteit van het kunstwerk en de individualiteit van de maker vormen de grondslag van de kunstmarkt.
Over die kunstmarkt en de rijke verzamelaars blaast Hans den Hartog Jager warm en koud tegelijk. Hij beschrijft Art Basel 2022 als een kapitalistische hoogmis waar de passie voor kunst op de tweede plaats komt: “Het is moeilijk een plek in de wereld te vinden waar zoveel privilege, witheid en rijkdom bij elkaar komt als op de eerste dagen van Art Basel. (…) Het is moeilijk je aan de indruk te onttrekken dat voor de rijkste Art Basel-bezoekers kunst uiteindelijk bijzaak is.” Voor deze mensen, zo vervolgt de schrijver, wordt kunst vaak “een commodity om te laten zien dat je rijkdom en status hebt om buiten de paden van het banale leven te kunnen treden.”
Over de kunstmarkt en de rijke verzamelaars blaast Hans den Hartog Jager warm en koud tegelijk
Maar in een ander stukje, getiteld ‘Leve de miljardairs die spannende kunst kopen’, stelt Den Hartog Jager zijn hoop op vernieuwing juist op sommige superrijke collectioneurs. Hij verwacht dat de Hartwig Art Foundation op de Amsterdamse Zuidas, een initiatief van Rob Defares, “een nieuw perspectief kan bieden”. De stichting van de rijkste Amsterdammer moet een kunsthuis worden dat zijn collectie niet tentoonstelt, maar nieuwe initiatieven wil opstuwen en financieren. De verbouwing van het voormalige gerechtsgebouw, die een paar maanden geleden is begonnen, moet in 2028 afgerond zijn. “Ons doel is de samenleving te verrijken door de ondersteuning van het culturele ecosysteem in Nederland en daarbuiten”, aldus de website van Hartwig Art Foundation.
De initiatieven van rijke verzamelaars vormen inderdaad waardevolle aanvullingen bij het beleid van de overheidsinstellingen. De meesten onder hen zijn ook niet te beroerd om werken uit hun verzameling in bruikleen te geven aan musea of ze maken hun collectie zelf toegankelijk voor het publiek. En natuurlijk zijn hun aankopen belangrijk voor de kunstenaars en de kunstsector zelf. Rijke, snobistische mensen die kunst kopen om te imponeren of als belegging bestaan ongetwijfeld, maar de rijke verzamelaars die ik ken zijn echt gepassioneerd door kunst en kopen niet alleen grote namen.

Niet alle artikelen die zijn gebundeld in Revolutie in het paradijs hebben te maken met vernieuwing in de beeldende kunst. Soms zijn het gewoon rake typeringen van individuele kunstenaars die al dertig jaar aan de top staan, zoals Marlene Dumas en de door de schrijver zeer bewonderde Sophie Calle. Met Luc Tuymans is een interview opgenomen, waarin de schilder zegt: “Onlangs heb ik besloten dat ik in de derde fase van mijn carrière ben beland: de fase dat iedereen gewoon z’n bek moet houden, inclusief ikzelf.” Waarvan akte. Leuk is ook het stukje over hoe Den Hartog Jager zich in de coronaperiode liet verleiden om deel te nemen aan een masterclass van Jeff Koons, de koning Midas van de kunst. De auteur besluit dat die cursus onweerstaanbaar is, of toch voor even: “Het is alsof Jeff Koons van de Olympus is afgedaald om gewone stervelingen te laten geloven dat zijn Midas touch ook voor hen is weggelegd. (…) Koons’ Masterclass is de instapversie van die illusie, en hij weet hem perfect op te dienen – zolang we maar in hem geloven.”
Hoewel de titel van deze bundeling slecht gekozen lijkt, is de achterliggende verdienste ervan dat een krant, NRC dus, zijn medewerkers nog de ruimte laat om bespiegelingen over beeldende kunst neer te schrijven. Geen hermetisch discours, maar observaties van iemand die met het ene been in de kunstwereld en het andere in de maatschappij staat.
Hans den Hartog Jager, Revolutie in het paradijs. Een nieuwe kijk op nieuwe kunst, Athenaeum- Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2024, 374 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.