De fetisjist van het vieze. Léon Hanssen over de vagebond in onze cultuur
Van vervloekt tot aanbeden, zo zou je de wandeling van de vagebond door onze westerse cultuurgeschiedenis kunnen samenvatten. Léon Hanssen wandelt met hem mee in zijn Handboek voor de vagebond.
Hét boek van 2017 was ongetwijfeld Paolo Cognetti’s De acht bergen. Iedereen las het en ik heb nooit iemand ontmoet die het niet goed vond, of zelfs maar zozo. Natuurlijk had dat te maken met Cognetti’s stijl en taalbeheersing, maar meer nog wellicht met het gevoel dat de roman uitstraalde. Hoofdpersoon Pietro verlaat zijn stedelijke omgeving, met zijn vervuiling brakende fabrieken, straatrellen, overbevolkte sociale woningen, tienermoeders en mishandelde kinderen om terug te keren naar het verlaten Alpendorp Grana, waar hij als kind samen met zijn ouders de zomervakanties doorbracht. Daar in de bergen hoopt hij sporen van zijn vader terug te vinden, zijn band met jeugdvriend Bruno weer aan te halen en zichzelf te ontplooien tot een vrije en authentiek in harmonie met de natuur levende mens. Hij ruilt zijn stedelijke burgerbestaan in voor het leven van een vagebond, zou je kunnen zeggen, en wellicht zouden we dat allemaal wel willen doen. “Iedereen heeft immers een vagebond in zich”, schrijft Léon Hanssen in zijn Handboek voor de vagebond.