Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Pauline de Bok beschouwt de klimaatverandering vanuit haar eigen tuin in ‘De poel’
0 Reacties
recensie de Boon
literatuur

Pauline de Bok beschouwt de klimaatverandering vanuit haar eigen tuin in ‘De poel’

Via de poel achter de schuur bij haar huis gaat Pauline de Bok dieper in op onze verhouding met de natuur. Elke verandering en elke bezoeker van die droogvallende plas beschrijft ze op uitvoerige wijze. Zo onderzoekt De Bok in De poel tegelijk de klimaatverandering én zichzelf.

Literatuur gaat over mensen. Bijna altijd staan de onderlinge verhoudingen centraal, maar het kan ook gaan over de verhouding van de mens tot de natuur. Over onze afhankelijkheid, onze over- en hoogmoed en hoe wij onze planetaire biotoop onklaar aan het maken zijn. Kortom, hoe het met ons diermensen staat. En dat is wat Pauline de Bok (1956) doet in De poel. Diermensen is haar woord, de omkering van het gebruikelijke “mensendieren” zegt alles. Hier is een schrijfster aan het woord die zichzelf ziet als dier te midden van de andere dieren, wars is van sentimenteel getroetel, maar wel een diepe verbondenheid voelt met het leven om haar heen. Haar werk, en zeker dit boek, staat direct in de traditie van Henry Thoreau: schrijven en denken over de natuur waarin we wonen. Natuurbeleving als cultuurkritiek.

Pauline de Bok is een schrijfster, journaliste en vertaalster die haar leven verdeelt tussen Amsterdam en een oud boerderijtje in Mecklenburg-Vorpommern, een Duitse deelstaat in het voormalige Oost-Duitsland, grenzend aan de Oostzee en Polen. Ze is ook jager, wat haar voor een deel van haar lezers controversieel zal maken. Het betekent wel dat ze veel tijd doorbrengt in wildkansels alleen maar om de herten, zwijnen, hazen en zelfs wasberen te observeren. Die laatste zijn in dit boek haar belangrijkste buit. Ze schiet ze overigens niet, maar vangt ze met een val, op eigen terrein, met het zeer menselijke broodbeleg Nutella als lokaas. De wasbeer is een exoot, afkomstig uit Noord-Amerika, met een hoog schattigheidsgehalte maar desastreuze invloed op de lokale biotoop, waar hij behalve de mens geen natuurlijke vijanden kent. Hun vlees is trouwens heel goed, verzekert De Bok ons.

Het brandpunt in deze verhalende zoektocht is de poel achter de schuur die op een dag helemaal drooggevallen is

Ergens halverwege het boek beschrijft De Bok een voorval dat illustratief is voor haar literaire aanpak. Wasberen zijn slimme beesten en laten zich niet makkelijk vangen. In de hele periode die het boek bestrijkt, vangt ze er maar twee. Op een ochtend blijkt dat er een vos in de kooi is gelopen. Dat is aanleiding voor een korte beschouwing over de status van de vos als geliefd jachtobject. Jagers zijn dol op vossen. Reinaert symboliseert in onze cultuur geslepenheid, verraad en zo nog wat meer negatieve eigenschappen, terwijl de wasbeer met zijn “bebrilde” snuit en handachtige voorpootjes onze sympathie wekt. De schrijfster is in het hele gebied de enige die gehoor heeft gegeven aan de oproep van de overheid om deze dieren een halt toe te roepen. Een echte jager gaat veel liever achter een vos aan. Dan beschrijft ze kort hoe ze de val openzet, de vos langzaam naar buiten komt, nog even omkijkt en ten slotte wegloopt. Vooral dat omkijken zal ik als lezer niet snel vergeten. Het is alsof de vos ook naar jou, toch al toeschouwer, kijkt. Wat is hier aan de hand?

Die vraag is precies de grote kracht van dit autobiografische essay. Met heel effectieve middelen word je de werkelijkheid van de auteur binnengetrokken, en die werkelijkheid is haar leven op een paar hectare bos, hei en moeras, omgeven door akkerland. En tegelijkertijd besef je dat het gaat om een reflectie op die omstandigheden, naast zelfonderzoek en de dwingende vraag over hoe het verder moet met mens en natuur nu dit allemaal op het spel staat.

Het brandpunt in deze verhalende zoektocht is de poel achter de schuur die op een dag helemaal drooggevallen is. Alle leven is verdwenen – en twintig jaar lang, zolang de schrijfster er kwam, zat het daar boordevol leven. De Bok gaat op onderzoek uit. Waarom heeft de droogte zo toegeslagen dat de poel, een residu van de laatste ijstijd nota bene, er niet meer is? En zou ze misschien een handje kunnen helpen om de zaak weer te herstellen, min of meer?

‘De poel’ is een overtuigende literaire én spirituele onderneming. De dagelijkse waarnemingen zetten je midden in de natuur

Maar dat is zoals eerder gezegd niet de enige vraag. Het boek gaat ook om zelfonderzoek. Boven deze vraag hangen nog andere: waarom wil ik zo graag dat de poel terugkomt? Waarom wil ik desnoods ingrijpen om dat herstel te bevorderen? En deze vraag is dan weer een afgeleide van de algemene vraag wat de plek van ons diermensen precies zou moeten zijn. De tragedie is uiteraard dat wanneer je die vraag eenmaal stelt niets meer vanzelfsprekend is, ook het antwoord niet. Wij mensen zijn dieren, ons leven gaat ten koste van ander leven, zoals alle leven ander leven gebruikt. De schrijfster merkt dit diverse malen op. Daar valt wel iets op af te dingen – er wordt immers ook intensief samengewerkt in de natuur – maar haar punt is duidelijk: sentimentaliteit zal ons niet redden, de liefde moet dieper zitten. En dat die diep zit bij De Bok bewijst dit boek op elke bladzijde.

De poel is een overtuigende literaire én spirituele onderneming. De dagelijkse waarnemingen zetten je midden in de natuur van dit gebied in Vorpommern. Ze spreken direct de zintuigen aan als het gaat over het werk in de tuin, de broedende zeearenden die er maar niet in slagen hun broedsel groot te brengen, de ooievaar die de tuin leeg komt vreten van de hazelwormen die er leven. Je ziet het voor je ogen gebeuren en je voelt de weerstand van de grond als er gespit moet worden. Je voelt ook de uitzinnige blijdschap als het eindelijk begint te regenen.

Tegelijk is de schrijfster voortdurend in dialoog met zichzelf (en de lezer). Ze stelt zichzelf vragen waarom ze dit zus ziet en dat zo. Ze legt uit hoe het ecosysteem rond haar huis in elkaar zit, en verbaast zich tegelijk over alles wat we nog niet weten en nooit zullen weten. Dat is wat literatuur kan: heel dichtbij komen en tegelijk een soort esthetische afstand nemen. Alleen al een woord als “tjilpstilte”, De Bok introduceert het als ze zich realiseert dat er helemaal geen mussen meer bij haar op het erf komen.

Een aandoenlijke gesprekspartner is het boomkikkertje dat de schrijfster bij haar gegraaf in de tuin tegenkwam. Ze is duidelijk vertederd door dit wonderlijke schepseltje, waarover ze zich ook meteen informeert. In gedachten richt ze vaak het woord tot hem. En die band met het beestje maakt zo aannemelijk waarom ze aan het slot van het boek niet ingrijpt, wanneer de poel na een tijdelijke opleving weer aan het droogvallen is. Een oude wilg aan de rand van het water, die 300 liter per dag verbruikt, zou moeten wijken om de poel te redden. Maar die boom geeft ook al decennialang onderdak aan ander leven, zoals het kikkertje.

Ten slotte kiest ze voor dat leven en niet voor haar eigen verlangen de poel te behouden. Het is in alle eenvoud een indrukwekkend slot.

Pauline de Bok, De poel, Atlas Contact, Amsterdam, 2021.
Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.