Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Dansen en denken vinden elkaar in de choreografieën van Mette Ingvartsen
0 Reacties
© Hans Meijer
© Hans Meijer © Hans Meijer
kunst

Dansen en denken vinden elkaar in de choreografieën van Mette Ingvartsen

Al twintig jaar lang maakt choreografe Mette Ingvartsen sociaal en politiek bewogen voorstellingen. De kernvraag die ze opgooit is: kunnen we een wereld verzinnen die draait om vreugde en genot in plaats van om verdrukking van verlangens?

Mette Ingvartsen (1980) trekt haar dansen door naar andere artistieke disciplines. Haar creaties vormen een permeabele praktijk vol muziek en stemmen, technologie en natuur, maar evengoed ethische vraagstukken, en al wat je maar kunt verzinnen buiten het louter lichamelijke bewegen. Haar choreografische werk getuigt van een wakker én speels observeren van de wereld. Als toeschouwer kom je met een goed gevoel de zaal uit. Misschien omdat ze het verlangen naar een fijnere werkelijkheid vormgeeft? “Inventing possible realities”, noemt ze dat zelf.

Skaten en dansen

Dinsdag 9 mei 2023, Parijs. Een klein uur voor de show start in La Villette, neemt een bende Parijse skaters het podium in. Met toelating, nee op vraag van de choreografe. Omdat ze hen wil laten ervaren hoe die gladde, lichthouten vloer met de perfect uitgewerkte hellingen aanvoelt. En ook om het jonge publiek naar de al te highbrow podiumkunsten te lokken.

Als de muziek begint, weten de jonge skaters dat ze moeten plaatsnemen in de tribunes voor Mette Ingvartsens nieuwe voorstelling Skatepark. Twaalf andere skaters en dansers tussen de elf en vijfendertig jaar oud komen anderhalf uur lang hun park op het podium bezetten. Sommigen van hen skaten pas een paar jaar, anderen bewegen zich al meer dan de helft van hun leven op wielen.

Ingvartsen onderzoekt in Skatepark (2023) niet alleen de flow en energie van de skaters. Meer dan hun acrobatische loops wil ze hun leefwereld tonen. Een uitwisseling tussen skateclubs en een traditioneel danspubliek is haar opzet. Skateboarden is een erg individuele activiteit, je doet het op jezelf. Maar skaten is tegelijk ook een gemeenschappelijk iets, omdat je naar elkaar kijkt, van elkaar leert, de ruimte deelt en dus samen tijd doorbrengt en rondhangt. Het gaat om controle én om vrijheid.

Als Mette Ingvartsen iets aanpakt, wil ze er alles van doorgronden. Dus startte ze met het observeren van het fenomeen in zijn sociale praktijk. Ze trok in Brussel naar het Ursulinen-skatepark nabij de Brigittinenkapel. Eerst met haar kinderen – dat was de aanzet –, daarna alleen. Lang, erg lang. Tot ze hun manier van omgaan, hun afspraken en fricties vatte.

In de show begrijp je meteen dat afspraken van het allergrootste belang zijn om niet te botsen. Letterlijk vooral: je ziet de skaters glunderen als ze op enkele millimeters met uiterste precisie langs elkaar sjezen. Ingvartsen raakte vooral geïntrigeerd door skateboarden als tegencultuur, als de anarchistische benadering van openbare ruimte en eigendom. Ook merkte ze op hoe een ongewoon heterogene gemeenschap vorm krijgt op een bijna organische manier. Een mooie metafoor voor Brussel, en voor onze hele werkelijkheid, meent ze.

Hiphop en ballet

De in Denemarken geboren Mette Ingvartsen komt zelf uit een jeugd van streetdance. Toen ze negen was, begon ze hiphoplessen te volgen. Heel snel werd ze deel van een groep jongeren die shows deden op straat, in clubs, op evenementen in de stad. Een wat oudere leider van de groep verzorgde de organisatie eromheen.

Ze herinnert zich dat ze op een gegeven moment naar Janet Jackson keken, die geweldig danste op de muziek van ‘Rhythm Nation’. In een bijbehorende documentaire klonk het dat je ballet moet volgen als je een echte danser wilt zijn. De jonge Mette besloot dus ook ballet te volgen, parallel met hiphop. Verschrikkelijk saai vond ze het. Er was wel een New Yorkse die de techniek van choreograaf Merce Cunningham onderwees, en daar ging ze helemaal in op. Zo ging voor Ingvartsen de meer hedendaagse danswereld open. Ze werd deel van een ander juniorensemble, meer modern ballet.

Omdat de Brusselse dansschool P.A.R.T.S. geen studenten aannam in het jaar dat ze daar wilde beginnen, kwam Ingvartsen in de Dansschool van Amsterdam terecht. “Daar was het alleen maar lichaam, lichaam, lichaam”, zegt ze. Ze ontdekte er wel al het werk van Anne Teresa De Keersmaeker. Indrukwekkend: een dansstuk waarin ze ook spraken!

Ze zag ook Toneelgroep STAN in een stuk dat eindigde met een strijkkwartet, waarbij er geen mensen meer op het podium stonden. Ze herinnert zich dat ze dacht: “Allemaal dingen die ik wil doen!” De P.A.R.T.S.-opleiding die ze nadien toch kon volgen, was stevig. Nog voor ze afgestudeerd was stond ze in al het Kaaitheater met haar eerste creatie, Manual Focus (2003), en richtte ze haar eigen dansgezelschap op. Ze bleef in Brussel.

Kneedbaar lichaam

De meeste ideeën krijgt Mette Ingvartsen door te lezen en te observeren. Haar werk komt vaak voort uit kijken naar iets in de wereld buiten de muren van het theater, iets wat ze problematisch of interessant vindt – het kan ook beide zijn. Dan probeert ze uit te zoeken waarom ze dat vindt. “Voor mij is lezen, vooral theorie en filosofie, een enorme bron van steun en inspiratie”, zegt ze. Dat begon in P.A.R.T.S., waar ze ook filosofielessen hadden. Ook leert ze graag praktijken die eigenlijk niets te maken hebben met conventionele dans: podiumvechten of lindyhop (een soort swing). De meer traditionele dansopleiding die ze volgde, speelt weinig mee in haar werk.

Veel van Ingvartsens werk gaat over het overwinnen van de tegenstelling man-vrouw, oud-jong, gemaskerd-naakt

In Ingvartsens tweede voorstelling, 50/50 (2004), was minutenlang niet duidelijk of je een man of een vrouw van de achterkant zag. De blote, schuddende billen en haar grote, breedgeschouderde lichaam lieten daar met opzet twijfel over bestaan. Ingvartsen had het best moeilijk, vertelt ze twintig jaar later, met die wat mannelijke vormen. Het was verontrustend in een tijd dat transgender of non-binair als concept nog niet bestonden, toch niet in de kleine stad waar zij woonde. Dus gingen haar vroege stukken daar vaak over.

Ze wilde het lichaam behandelen als een materiaal dat gekneed en getransformeerd kan worden. In 50/50 neemt ze verschillende rollen aan, van rockster tot circusclown, om alle codes van het lichaam door elkaar te halen. Zo ontstond haar belangstelling voor identiteit en binaire tegenstellingen. Veel van haar werk gaat over het overwinnen van de tegenstelling man-vrouw, oud-jong, gemaskerd-naakt.

De focus op dat binaire komt systematisch terug in de twee grote thema’s die haar choreografische werk tot nu kenmerken: de seksualiteit en het posthumane. In die laatste, de ‘natuurlijke’ stukken, neemt het tweeledige de vorm aan van bezield en onbezield, beweeglijk en onbeweeglijk. Wat betekent dat eigenlijk, wil Ingvartsen weten. Het zijn weinig vanzelfsprekende onderwerpen in de wereld van de dans, waar alles vertrekt van het menselijke lichaam.

Het eerste thema werkt ze uit in een reeks stukken die als The Red Pieces aangeduid worden: 69 positions (2014), 7 Pleasures (2015), to come (extended) en 21 pornographies (2017). Ze gaan stuk voor stuk over menselijke prestaties, focussen op naaktheid, seksualiteit en hoe het lichaam historisch gezien een plek is geweest van politieke strijd.

Die seksualiteit werkt ze opvallend koel en afstandelijk uit in een drieluik dat vandaag nog regelmatig opgevoerd wordt: to come (2005), to come extended (2017) en The Blue Piece (2021). In de drie stukken dragen de dansers blauwe pakken die het hele lichaam bedekken (morphsuits), zodat je hun gezicht niet ziet. Het gaat erom de trekken van mannelijkheid of vrouwelijkheid uit te wissen – ook al zie je genitaliën of borsten –, maar ook om het uitwissen van wat je inzet om tot een identiteit te komen: de typische blikken, gelaatsuitdrukkingen, houdingen, poses die met de genderrollen geassocieerd worden.

Voor Mette Ingvartsen laten die stukken veel zien over macht. Vrouwen worden vaak als passieve objecten gezien, onder andere bij seksuele praktijken, maar eigenlijk kun je die positie omkeren, meent ze. Dus baseert ze de hele choreografie op het omzetten van een onderdanige in een dominante positie. Iedereen in de constellatie kan die dominante bewegingen maken, of je nu een man of een vrouw bent, of je een bepaalde seksuele voorkeur hebt of net een andere. De serie werd afgesloten met een reeks conferenties, The Permeable Stage, waarin kunstenaars en theoretici reflecteerden over de politiek van seksualiteit en hoe die zich verplaatst over de grenzen tussen de publieke en private ruimte.

Een belangrijk tweede onderdeel van haar werk vormt The Artificial Nature Series. Daarin werkt ze de relatie tussen het menselijke en het niet-menselijke uit. In Evaporated Landscapes (2009), The Extra Sensorial Garden (2011) The Light Forest (2010) staat geen enkele danser op scène. Het zijn drie choreografieën zonder menselijke aanwezigheid. Confetti, goudkleurige nooddekens, schuim, rookmachines, bladblazers, klank- en lichteffecten vullen de scènes. Deze voorstellingen zijn behoorlijk dystopisch, maar vreemd genoeg erg mooi, rustgevend om naar te kijken. Zoals wanneer je naar de (echte) natuur kijkt: dat trage veranderen van de dingen.

In Speculations (2011) en The Artificial Nature Project (2012) wordt de menselijke figuur opnieuw geïntroduceerd en vervlochten met technologische instrumenten en het natuurlijke. Zoals het echte leven, wil je denken.

‘Als de natuur in verval is, zullen we die op een dag kunstmatig moeten scheppen’

Het belangrijkste werk in de voorstellingen over de postmenselijke realiteit heet Evaporated Landscapes. Ingvartsen wilde werken met een scenografie zonder hout of staal, alleen met dingen die vanzelf zouden verdwijnen. Zo wilde ze mensen aan het denken zetten over immaterialisme in het algemeen. Dus vertrok Ingvartsen vanuit mist en schuim, licht en geluid. Ze creëerde een soort miniatuurlandschap. Het publiek zat met de voeten in de lage mist, met bergen schuim die wegsmolten. Het leek eerst alsof je op een berg zat en naar beneden keek, daarna zat je onder de wolken. Het ging om het perspectief van waaruit je keek. Kon je een voorstelling maken waaruit de mens verwijderd is?

“Misschien zullen we op een dag ruimtes moeten creëren waar we een kalmerende soort ervaringen kunnen hebben waarvoor we gewoonlijk naar de natuur gaan”, denkt Ingvartsen. “Als de natuur in verval is, zullen we die op een dag kunstmatig moeten scheppen.” Het is een zeer trieste gedachte, een dystopisch beeld in haar verder best wel optimistische werk.

Dansmanie

Met Skatepark gaat haar choreografische werk vandaag een nieuwe richting uit. De voorstellingen die Ingvartsen de laatste drie jaar ontwikkelde, hebben geen gemeenschappelijk onderwerp. Ze zoekt naar een expansieve en ‘doorlaatbare’ choreografie. Daartoe observeert Ingvartsen bewegingen in de openbare ruimte, zoals skateboarden, of in de ruime wereld, zoals migratiegolven, om te begrijpen wat die bewegingen uitdrukken. Ze is ook aan de slag gegaan met performers van uiteenlopende leeftijden die niet zijn opgeleid als danser.

Voor The Life Work (2021) werkte Ingvartsen met Japanse vrouwen van in de zeventig en tachtig die als twintigers naar Duitsland emigreerden. Het stuk is een verzameling individuele portretten, gebaseerd op hun persoonlijke verhalen. The Life Work was alleen te zien tijdens de Ruhrtriennale en was meer een installatie in een contemplatieve tuin – al waren de Japanse vrouwen ook een paar weekends live te zien. In The Dancing Public (ook 2021) danst Mette Ingvartsen solo, maar in samenwerking met het publiek. Ze vertelt over dansmanieën die tijdens de middeleeuwen ontstonden. Skatepark (2023) ziet de choreografe als een voortzetting van die benaderingen.

Ook als ze vertrekt vanuit dystopieën zit er in wat Mette Ingvartsen opvoert toch altijd een reiken naar een andere werkelijkheid of naar een ander soort functioneren. Ondanks de ernstige thema’s is haar werk doordrongen van een zeker positivisme omdat ze in haar creaties de hoop niet opgeeft. Ze zoekt verwoed naar mogelijke alternatieven, hoopvolle perspectieven.

Twintig jaar creëren geeft Mette Ingvartsen tegelijk het gevoel dat ze al heel lang bezig is – ze maakte al meer dan twintig stukken. Maar als ze met iets nieuws bezig is, voelt het toch als de eerste keer. Die twintig jaar viert ze met Skatepark, want voor een boek voelt ze zich te jong, ze wil nog niets vastleggen. Verder zet ze een kleine retrospectieve op met Manon Santkin, een uitmuntende performer die in de meeste van haar stukken stond en die veel aan haar werk heeft bijgedragen.

Ingvartsen wil ook het performen zelf vieren door te onderzoeken hoe Santkin er telkens weer in slaagt haar lichaam te transformeren, als een kameleon. Ze praten met z’n tweeën veel over de rol van verbeelding in het geheugen en proberen zich te herinneren waaruit hun vorige werken ooit zijn gegroeid. Zo kunnen de dansfragmenten die ze opnieuw gebruiken ons ook vandaag nog iets zeggen. Ze willen een terugblik bieden op de twintig voorbije jaar die niet alleen belangrijk is als herinnering, als herhaling. Het moet ook vandaag interessant zijn om naar te kijken. “Hoe kunnen we rewilden, weer wild worden?”, vraagt Ingvartsen zich af. Het typeert haar onvermoeibare inzet: ze bekijkt de artistieke praktijk als een wildernis, als een voortdurend dichtgroeiende jungle waar ze telkens weer nieuwe paden door trekt. “Wat moet je doen om je praktijk te voeden zodat die blijft bloeien?” Dat wil ze nu achterhalen.

Nee, ze is er nog lang niet klaar mee, de mooie, bewogen Mette Ingvartsen.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.