Chrétien Breukers en Sam De Graeve schrijven in de schaduw van afwezige vaders
Bij de ene gaat het er wat absurdistischer aan toe dan bij de andere, maar twee zaken hebben Chrétien Breukers in Praag aan zee en Sam De Graeve in Dag vader, gemeen: ze blinken uit in trefzekere, puntig geformuleerde wijsheden en ze zoeken toenadering tot hun moeilijk bereikbare vaders.
In de marge gebeuren vaak de interessantste dingen. Ook in de letteren. Neem nu Chrétien Breukers. Zijn roman Praag aan zee verscheen bij uitgeverij Vleugels – niet direct een mainstreamuitgeverij – en werd bijgevolg weinig opgemerkt, al zeker niet in Vlaanderen.
Ten onrechte, want Breukers – bekend van De Contrabas, ooit een blog en een uitgeverij, nu een literaire podcast – strooit als een meester van het aforisme de trefzekere zinnen genereus in het rond, zoals: “Een vader is iemand die er niet is.”
Hetzelfde geldt voor Sam De Graeve (1970), uitgever bij Borgerhoff & Lamberigts, die in zijn boeklange brief Dag vader, schijnbaar moeiteloos in rake oneliners de puntjes op de i zet: “Het is een groot geluk te zwijgen met wie men graag ziet.”
Harry Mulisch maakte ooit het onderscheid tussen twee types van auteurs: de visionaire oeuvrebouwers – hijzelf natuurlijk – en de kleinschalige zinnensmeders die meer op de vierkante centimeter werken. Breukers en De Graeve horen in die laatste, meer bescheiden categorie thuis. Breukers zelf geeft dat grif toe. Hij laat zijn verteller zeggen: “Ik heb het verhaal buiten de deur gezet. Ik schrijf geen scènes. Ik ben geen streamingdienst als Netflix. (…) Ik ben Thomas Meerman.”
Breukers’ verteller wil dus meer door minder. Hij tracht minimalistisch zijn nomadische schrijversbestaan, pendelend tussen Oostende en Praag, toch enige houvast te geven. Nadat zijn huwelijk op de klippen is gelopen – ondanks twee dotten van dochters – vraagt hij zich tobberig af waar zijn ontwortelde bestaan in godsnaam aan te wijten is. Hij verliest zich in sm-seks bij een Praagse escortedame terwijl hij er een platonische relatie op na houdt met een andere vrouw die zijn hemden strijkt.
In Oostende krijgt hij vleugels en gaat de vijfenvijftigjarige verteller zich te buiten aan lyrische passages waarin beide dochters en zijn ex de gedaante van een heuse Drievuldigheid krijgen. Zijn sacrale fantasieën krijgen de nodige aarding in de erotische Praagse episodes en vooral in de handig opgezette momenten van zelfreflectie. Meermans zwevende bestaan waarin hij tevergeefs vaste grond zoekt, is voor een groot deel te wijten aan zijn pas overleden zesentachtigjarige vader: “Hij is de afwezigheid van hetgeen altijd afwezig is geweest. Dat is een teveel aan afwezigheid.”
Breukers en De Graeve zijn kleinschalige zinnensmeders die op de vierkante centimeter werken
Het is pas op zijn sterfbed dat Meermans vader paradoxaal genoeg tot leven komt en in staat is tot authentieke communicatie tegenover de zoon. Hij toont een zachtheid die al die tijd verborgen bleef en nu kortstondig detoneert. Meerman: “Ik werd boos op mijn lieve, bijna dode vader. Ik werd woedend. Was maar eerder zo’n leuke, filosofische, aardige vader geweest. Had dit maar niet tot deze drie nachten beperkt.”
Hoe het verder met Meerman moet, zal in een op stapel staand vervolg blijken. In 2019 verscheen Meerman voor het eerst als Wandelende Jood in En in de nacht een riem. Na deel twee, Praag aan zee, belooft Breukers een derde boek waarin Meerman eindelijk thuiskomt in “zijn” Nijmegen, de stad waar ook Breukers zelf na zijn Praagse intermezzo van drieënhalf jaar nu resideert en schrijft. Hopelijk bezorgt een Meerman-trilogie in één kloek boekdeel Breukers dan wat meer literaire renommee.
Sam De Graeve is geen volbloed literair auteur, zoals Breukers dat wel is, maar zijn Dag vader, leest ook zonder literaire pretenties heel aangenaam weg én beklijft vanwege de talrijke gepointeerde uitspraken, genre: “Als mensen zeggen dat het wel goed komt, weet je dat er iets niet goed aan het komen is.” Dat was letterlijk het geval toen hij van zijn moeder een telefoontje kreeg dat vader Jan, bijna tachtig, met spoed opgenomen was in het ziekenhuis.
De Graeve junior, die er in deze brief geen geheim van maakt dat hijzelf de verteller is, raakt gealarmeerd en neemt zich voor om met zijn vader na diens doorstane leed bij leven en welzijn een voetreis te maken langs de muur van Hadrianus in Noord-Engeland. De zoon die straks vijftig wordt, wil tijdens deze “herfstvaderreis” eindelijk eens op gesprek bij zijn vader die hem al die tijd zwijgzaam vanuit de verte heeft bestierd als een afwezige planetaire autoriteit of onbewogen beweger.
De Graeve heeft net als Breukers de flair om zwierig, in één of twee zinnen, een spreukachtige wijsheid neer te zetten: “Ik houd wel van situaties waarin geen vluchtwegen zijn, of lijken te zijn. Een wandeling, een huwelijk, het leven.” De Graeve liet zich daarvoor naar eigen zeggen vooral inspireren door het kleine maar fijne werk van de Duitse auteur Erich Kästner, die nog altijd gelezen wordt vanwege zijn spitse, melancholische toets. Je zou Kästner in zekere zin de Duitse Remco Campert kunnen noemen. Breukers daarentegen ontdekte in Praag de licht absurdistische en half surrealistische verhalen van de Tsjechische auteur Bohumil Hrabal (1914-1997). Bij Breukers gaat het er dus heel wat gekker aan toe dan bij De Graeve, maar au fond ambiëren ze hetzelfde: hoe geraak je in godsnaam on speaking terms met je eigen vader-god? Zeker nu ze allebei vader zijn, wordt die gedachte zo dwingend dat ze met de vader in het vizier het eigen vaderschap van zich af willen schrijven.
De Graeves brief pakt daarbij verraderlijk lichtvoetig uit. Nadat hij in 2009 met Reizen met dochters al eens had bewezen dat hij een scherpe pen heeft, doet hij dat nu met des te meer gerijpt talent. Toen ging hij als vader en bijna veertigjarige de hort op met zijn beide dochtertjes. Eerst met de jongste van amper vier jaar, al liftend naar Santiago de Compostella. Daarna met het vliegtuig naar Portugal met de oudere zus. Vandaag keert hij de rollen om en kijkt hij op de drempel van zijn vijftigste verjaardag tongue in cheek naar zichzelf en zijn bejaarde vader.
Benieuwd of ook De Graeve binnen afzienbare tijd, zoals Breukers, zal uitpakken met een derde familieverhaal. In ieder geval brengt hij Dag vader, in het voorjaar van 2023 ook als voorstelling op het podium.
Chrétien Breukers, Praag aan zee, Vleugels, Bleiswijk, 2022, 126 p; Sam De Graeve, Dag vader,, Borgerhoff & Lamberigts, Gent, 2021, 144 p.