‘Boeren’ versus ‘trutten’: de sociale breuklijnen tussen Club Brugge en Cercle Brugge
Na een derby tussen Club Brugge (‘blauw-zwart’ of de ‘Boeren’) en Cercle Brugge (‘groen-zwart’ of de ‘Trutten’) plant een speler van de winnaar de vlag met de eigen kleuren op de middenstip van het Jan Breydelstadion, sinds 1975 thuishaven van beide ploegen. De stevige rivaliteit tussen Club en Cercle gaat terug tot het einde van de negentiende eeuw en heeft te maken met de toenmalige, maatschappelijke breuklijnen. Toch zijn beide ploegen meer aan elkaar gebonden dan op het eerste gezicht lijkt.
Net als in andere steden speelden Engelsen en geestelijken ook in Brugge een hoofdrol bij de introductie van het voetbalspel. Vooral na de slag bij Waterloo vormde er zich in Brugge een Engelse kolonie. Behalve oud-militairen vestigden zich ook lagere adel, oud-kolonialen en industriëlen in het Venetië van het Noorden. Velen onder hen verkozen de stad als uitvalsbasis voor hun job in de mechanisatie van de 19de-eeuwse linnenindustrie.
De aanwezigheid van de Engelse gemeenschap deed een typische vorm van Brugse anglofilie ontstaan. Brugse kinderen van gegoede ouders gingen in Engeland studeren, kloosterlingen stichtten er huizen en diocesane priesters trokken op ‘Engelse Missie’. In Brugge zelf openden typische Engelse colleges en een Engels seminarie de deuren en er waren Engelsen die hun kinderen inschreven in Belgische al bestaande scholen. De aanwezigheid van de Engelsen betekende een stimulans voor het economische, sociale en culturele leven.
© Letterenhuis, Antwerpen
Engelse onderwijsprojecten stonden model en er was ook aandacht voor diverse Engelse sporten. Geestelijken speelden in deze context een pioniersrol. Zo raakten zowel de benedictijn Gérard van Caloen (1853-1932) als priester, leraar en dichter Guido Gezelle (1830-1899) zeer begeesterd door de Engelse muscular Christianity-pedagogiek, die onder meer het belang onderstreepte van ethische gezondheid en mannelijkheid door sportbeoefening.
In middelbare scholen in het Waalse Maredsous (Van Caloen), Roeselare en Brugge (Gezelle) onderstreepten ze het belang van sporten als rugby, turnen, cricket en voetbal. Dezelfde sportonderwijs-principes werden niet veel later ook ingevoerd bij de Brugse Broeders Xaverianen die reeds vanaf 1861 bijzondere afdelingen hadden voorzien voor hun vele Engelse en Duitse leerlingen.
Ondertussen werd in het Koninklijke Atheneum van Brugge (een school deel uitmakend van het door de Belgische overheid georganiseerde Rijksonderwijs) twee maal per week gevoetbald. Behalve wedstrijden tussen de leerlingen van het Atheneum en het Engels College werd er ook wekelijks een match georganiseerd tegen of met oud-leerlingen van het Xaveriusinstituut (of de “Frères”), een school opgericht door de Broeders Xaverianen.
Een wedstrijd tegen leerlingen die toen nog op de schoolbanken van het Xaveriusinstituut zaten was wegens de politieke context onmogelijk, vooral door de wonden die de zogenaamde schoolstrijd had geslagen (In de eerste schoolstrijd in België (1878-1884) stonden de Belgische regering geleid door de vrijzinnige liberaal Walthère Frère Orban en de clerus lijnrecht tegenover elkaar, DV).
© Stadsarchief Brugge / Collectie J.A. Rau, Brugge
Uiteindelijk zou een mix van spelers van verschillende Brugse onderwijsinstellingen en ex-leerlingen van de Frères de handen in elkaar slaan en de eerste voetbalploeg in Brugge oprichten: de Brugsche Football Club. Deze fusieploeg, die uiteindelijk de naam van een van haar deelploegen zou aannemen (de Football Club Brugeois of FCB), geldt nog steeds als de voorloper van het huidige Club Brugge, met 13 november 1891 als officiële stichtingsdatum. In 1926 kreeg FCB het stamnummer 3 toegewezen door de Union belge des sociétés de sports athlétiques.
FCB koos voor lichtblauwe truitjes met een donkerblauwe, schuine band die van de linkerheup naar de rechterschouder liep. De optie voor twee tinten blauw was geen toeval. Het waren dezelfde kleuren als die van de roeiclub waarvan vele “Brugeois”-voetballers lid waren.
© Stadsarchief Brugge / Collectie Brusselle-Traen
Het ontstaan van Cercle is een eenvoudiger verhaal. Op 9 april 1899 werd door de Vereeniging der Oudleerlingen Broeders Xaverianen de Cercle Sportif Brugeois boven de doopvont gehouden. Deze prestigieuze “vereniging” stond onder de hoge bescherming van een graaf en een baron en had als doel het bevorderen van sporten als voetbal, cricket, lawn-tennis en hardlopen.
Vanaf 1902 zou ook graaf Charles d’Ursel, gouverneur van West-Vlaanderen, zijn hoge bescherming aan “groen-zwart” verlenen. Een andere Brugse ploeg, Rapid Football Club, sloot zich bij het nieuwe Cercle aan, dat het stamnummer 12 kreeg. De strijd onder de beide Brugse voetbalploegen kon beginnen!
Dilemma's, disputen en vechtersbazen
Ondanks de sterke aanwezigheid van leden met liberale en niet-confessionele signatuur in het bestuur, was FCB veel minder ideologisch geprononceerd en vanuit politiek oogpunt moeilijker onder een noemer te brengen dan Cercle, dat zich presenteerde als een homogeen katholieke vereniging. In de achtergrond bleef vooral het onderwijs een rol spelen, met een blijvende breuklijn tussen de Frères en het Atheneum. Leerlingen uit het atheneum kwamen automatisch bij Club terecht, die van het Xaveriusinstituut bij Cercle.
Uitzonderingen gaven vaak aanleiding tot bitse discussies en represailles. Toen Raoul Daufresne de la Chevalerie, de tweede voorzitter in de geschiedenis van Cercle, in 1909 naar Club overgestapt om er als speler en bestuurslid actief te zijn, sloeg dat nieuws in als een bom.
Het stadsbestuur streefde naar een betere verstandhouding en riep een “Entente brugeoise” in het leven, een comité dat vooral onderlinge betwistingen bij transfers moest regelen. Ondanks de regelmatige samenkomsten van het comité kwam het toch tot botsingen, waarbij Brugse families voor verscheurende dilemma’s stonden.
FCB had geen uitgesproken ideologie, terwijl Cercle zich presenteerde als een homogeen katholieke vereniging
Zo is het verhaal bekend van de familie Somers, trots op de vijf voetballende zonen bij Club, tot een van hen naar Cercle trok. Tussen 1949 en 1957 zorgde een exclusieve overeenkomst tussen Cercle en de leden van de sportafdeling van de Broeders Xaverianen voor heel wat commotie. Het akkoord verbood elke speler van Cercle om naar Club te trekken.
Ook de derby’s konden aanleiding geven tot problemen. Een thuiswedstrijd van Club tegen Cercle in 1925 op een veld die naam onwaardig (bijna onbespeelbaar door de sneeuw en de daaropvolgende dooi) zou de geschiedenisboeken ingaan. Niet zozeer omwille van de uitslag, maar door een gevecht in regel tussen de spelers en … de supporters (toen al).
Rivalen kunnen ook solidair zijn
Toch waren er ook mooie momenten. In 1923 speelde een gemengde ploeg van Club- en Cerclespelers een demonstratiewedstrijd tegen een in Brugge gelegerd garnizoen. Met die wedstrijd wilde men geld bijeenbrengen voor de slachtoffers van een grote aardbeving in Japan. Drie jaar later werd het Venetië van het Noorden zelf getroffen door zware overstromingen. Opnieuw sloegen Club en Cercle de handen in elkaar voor het goede doel.
Ook bij het behalen van een landstitel was men er aanvankelijk als de kippen bij om de andere proficiat te wensen. Toen Cercle in 1930 tot Belgisch kampioen werd gekroond, werd de ondervoorzitter van Club ingeschakeld bij de organisatie van de feestelijkheden.
Ook op veel andere momenten vonden de Brugse voetbalrivalen elkaar. In 1927 spoorde FCB al haar leden aan om aanwezig te zijn op de begrafenis van Cerclespeler Albert Van Coile. Die was tijdens een vriendenwedstrijd tegen de keeper van Tourcoing gebotst en overleden. FCB speelde zelf ook een vriendenwedstrijd tegen Tourcoing, waarvan de opbrengst integraal naar het fonds Van Coile ging en bij de eerstvolgende thuiswedstrijd in de competitie werd een collecte gehouden onder de Clubsupporters.
Op veel momenten vonden de twee Brugse voetbalrivalen elkaar
In de andere richting waren er evengoed tekenen van solidariteit. Na de plotse dood van FCB-voorzitter Albert Dyserynck in 1931, organiseerde Cercle een wedstrijd tegen Racing Club de Gand. Alle opbrengsten van die match gingen naar het steunfonds voor het herdenkingsmonument van Dyserynck. Dat Dyserynck een actief lid van de vrijmetselaarsloge was geweest, werd door de katholieke buren door de vingers gezien.
Wrijvingen tijdens de bezetting
De verhouding tussen FCB en Cercle tijdens de Duitse bezetting in 1940-1944 was opnieuw gespannen. Cercle had in de ogen van Club een voetje voor: groen-zwart profiteerde van het verbod op voetbal in het kustgebied en trok de beste spelers van VG Oostende aan. Bovendien werden er bij Cercle weinig spelers opgeroepen voor verplichte tewerkstelling in Duitsland, terwijl die van Club er niet aan ontsnapten.
Na de bevrijding volgde voor beide Brugse voetbalploegen een koude douche: doordat ze elk een vriendschappelijke wedstrijd hadden gespeeld tegen een Duitse legerelftal, werden ze door de Koninklijke Belgische Voetbalbond tijdelijk geschorst (tot december 1944).
Voorlopig nog samen
De maatschappelijke breuklijnen die opspeelden in de periode waarin beide ploegen ontstonden, zijn anno 2022 uiteraard veel minder stevig. Ook de sportieve machtsverhouding evolueerde sterk. Cercle werd als eerste Brugse voetbalvereniging kampioen (1911) en kaapte ook in 1927 en 1930 de titel weg.
Die bloeiperiode kwam nooit meer terug. De vereniging zakte in 1946 naar de tweede afdeling en bleef vijftien jaar in de lagere reeksen hangen. Sinsdien is de vereniging op een paar betere momenten (ook in de Beker) na vooral een liftploeg tussen de eerste en de tweede afdeling. Al een paar jaar is Cercle een satelietploeg van AS Monaco.
Club diende te wachten tot 1920 om de eerste nationale titel te vieren. Sinds 1959 vertoeft blauw-zwart onafgebroken in de hoogste afdeling. Een tweede titel volgde pas in 1973, maar inmiddels zijn het er achttien. In de jaren 1976-1978 groeide Club onder de iconische Oostenrijkse coach Ernst Happel zelfs even uit tot een Europese topper, met twee finaleplaatsen (UEFA-beker in 1976; 1978 Europacup 1 in 1978) waarin Liverpool telkens net de sterkste was.
Een sleutelperiode maakte het Brugse voetbal zo’n halve eeuw geleden mee. Financiële problemen noopten beide ploegen tot realisme. Cercle zag zich genoodzaakt zijn terreinen en installaties aan het stadsbestuur te verkopen, waarna Club sprak van discriminatie. Na geruchten over een mogelijke fusie bood de toenmalige burgemeester een uitweg: er werd een fonkelnieuw stadion gebouwd, het Olympiastadion, waarin beide ploegen konden aantreden.
Ondertussen is het Olympiastadion (nu Jan Breydelstadion) tot op de draad versleten. Club koestert concrete plannen voor een nieuwe voetbaltempel naast Jan Breydel en ook Cercle heeft een site op het oog voor een eigen stadion. Mocht er een negatief advies komen voor de locatie van het Cercle-stadion, dan kan groen-zwart voorlopig terecht in de nog te bouwen tempel van Club. Die belofte moest Club doen, wilde het een nieuw stadion kunnen bouwen.
De rivaliteit tussen het grote Club, populair tot ver buiten Brugge, en het kleine Cercle, dat zich anno 2022 vooral presenteert als “familievereniging”, bestaat nog steeds, maar beide lijken voorlopig aan elkaar vastgeklonken.