Het diepe Zuiden. Over Vlaamse poëzie en Hollandse kritiek
(Herman de Coninck) Ons Erfdeel - 1991, nr 2, pp. 171-182
De auteur wil het hebben over wat er Vlaams is aan de Vlaamse poëzie, en wat er Hollands is aan de Nederlandse kritiek erop. Hij vertrekt vanuit een vergelijking van de poëziebloemlezingen van Jozef Deleu en Gerrit Komrij: Deleu heeft het even moeilijk met gedichten zonder boodschap als Komrij met gedichten mét. Aan de hand van poëzie van Hubert van Herreweghen, Luuk Gruwez, Gwij Mandelinck en Hugo Claus wijst de auteur op kenmerken van Vlaams werk dat door (de meeste) Hollandse recensenten niet geapprecieerd wordt: de Grote Gevoelens, de woordspeling, de verkleinwoorden, de wapperende taal, de durf tot buitensporigheid. De Hollandse kritiek bezondigt zich van haar kant aan over-interpretatie, waardoor betekenissen worden ontdekt die niet door de dichter bedoeld waren. Hij wijst ook op de eenvormigheid van de Hollandse literaire kritiek en bespreekt in een nawoord de reacties op de hier gepubliceerde tekst, met als uitschieter het weerwoord van Kees Fens dat gebaseerd was op een samenvatting.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden